kunnen zijn. Begrijpelijk is, dat juist deze boeren
ook al zou hun inkomen hierdoor aanmerke
lijk kunnen verbeteren er moeilijk toe komen
hun bedrijf te beëindigen. In dergelijke gevallen
zal het Ontwikkelings- en Saneringsfonds bij
zonder nuttig werk kunnen doen. Wij hopen dan
ook, dat hiermee spoedig een begin zal worden
gemaakt.
Er is echter nog een andere reden, waarom
wij graag zien, dat het fonds op korte termijn
een begin maakt met het toekennen van beëin
digingsvergoedingen. Wij doelen hier op het feit,
dat men boeren, die hun bedrijf wellicht beter
zouden kunnen beëindigen, thans in veel ge
vallen het advies moet geven, hiermede nog
maar te wachten, totdat een bepaalde regeling
op dit punt van kracht geworden is. Het is
duidelijk, dat op deze wijze de ontwikkeling, zo
als die zou moeten plaatsvinden, juist wordt
afgeremd. Zo is de situatie thans. Wij hopen,
dat hierin spoedig verbetering zal komen.
SPAAROVERSCHOT IN APRIL
De maandelijkse aanwas van de spaargelden
werd als gevolg van seizoensinvloeden in de
afgelopen jaren in april steeds onderbroken door
een daling. In 1957 en voorgaande jaren bedroeg
deze teruggang in april meer dan f 10 miljoen,
terwijl in 1958 en volgende jaren de afneming als
regel een bedrag van 5 miljoen te boven ging.
Zelfs in 1962, dat een recordjaar was met be
trekking tot de groei van de spaargelden, kwam
in april een ontsparing voor van 10,5 miljoen.
Tegen deze achtergrond is het spaarresultaat in
april 1963 zeer gunstig. In deze maand namen
de spaargelden namelijk toe met f 6,7 miljoen,
waardoor de totale aanwas in de eerste vier
maanden van 1963 een bedrag van 119,8 mil
joen bereikte.
In de jaren 1961 en 1962 was de stijging van
de spaargelden in de eerste vier maanden res
pectievelijk 66,0 miljoen en 67,1 miljoen. Het
tot en met april behaalde spaaroverschot ligt
dus op een belangrijk hoger niveau dan dat in
dezelfde periode van de beide voorgaande
jaren. Dit resultaat werd verkregen doordat in
ieder der vier maanden van 1963 het spaarover
schot groter was dan dat in de overeenkomstige
maanden van 1961 en 1962. Het gunstige spaar-
klimaat in 1963 heeft er dus toe geleid dat, on
danks de in april werkzame seizoensinvloeden,
toch een spaaroverschot werd behaald.
RUIMTE DOOR EXTRA-HYPOTHEEK
Een der wegen, waarlangs onze organisatie de
beschikking gekregen heeft over het nieuwe
arsenaal van ruimere kredietmogelijkheden,
wordt gevormd door de regeling extra-hypo
theken". Dankzij deze regeling kunnen onze
banken boven het normale" hypotheekbedrag,
dat al naar gelang de aard en het onderpand
gesteld kan worden op 50 60 of 662/3
van de waarde van het onderpand, een „extra"
bedrag onder hypothecaire zekerheid verstrek
ken. Dit extra-bedrag is maximaal gelijk aan
30 van de waarde van het onderpand, met
dien verstande, dat tegen hypotheek op eenzelf
de onderpand nimmer meer dan 90 van de
waarde van dat onderpand mag worden ver
strekt. Daar onze banken door de verstrekking
van deze hoge bedragen het risico lopen, dat bij
onverhoopte uitwinning van het hypothecaire
onderpand, de opbrengst onvoldoende is om
daarop ook de vordering wegens „extra-hypo
theek" te verhalen, wordt dit risico steeds ge
dekt door het sluiten van een z.g. delcredere-
verzekering. Door een dergelijke verzekering
worden de banken gevrijwaard tegen de na
delige gevolgen van een waardevermindering
van de onderpanden.Thans, nu de regeling goed
anderhalf jaar in werking is, blijkt dat deze in
een grote behoefte voorziet. Eind mei 1963
stond in totaal uit een bedrag van ruim 14 mil
joen aan extra-hypotheken. Dit bedrag was ver
deeld over iets meer dan 1900 posten, zodat het
gemiddelde extra-hypotheekbedrag per post
ongeveer 7.350,beliep. Zowel voor de ver
strekking van kleinere bedragen vooral
nieuwbouw van eigen woningen als voor
grotere posten in de agrarische sfeer, blijkt de
extra-hypotheek dikwijls een uitkomst te zijn.
Ongeveer 350 van de aangesloten banken
hebben inmiddels van de regeling gebruik ge
maakt. De aard van de regeling brengt met zich
mede, dat de banken zich strikt aan de opge-
185