Wat ons bezig houdt
Verhouding financieringsverplichtingen inkomen
De taak van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds
Het verloop van de spaargelden in april
De extra-hypotheekverlening
Hagelschadeverzekering
KREDIET IN VERHOUDING TOT INKOMEN
De lezing van ir. G. W. van Logtestijn, on
langs voor de Noordbrabantse Christelijke
Boerenbond gehouden, heeft niet nagelaten de
aandacht te trekken. Na de vele discussies, in
de laatste jaren over de agrarische kredietver
lening, een discussie die in het bekende rapport
van de Commissie Landbouwkrediet een goede
voedingsbron vond, brengt de heer Van Logte
stijn nu een aantal nieuwe gedachten naar voren.
Zij zijn ingegeven door de zwakke rentabiliteits-
positie van menig agrarisch bedrijf op dit moment.
De hoofdgedachte van de heer Van Logtestijn
komt als wij het goed zien neer op de stel
ling, dat de financieringsverplichtingen van de
agrarische kredietnemers, wanneer die verplich
tingen te zwaar dreigen te worden, moeten wor
den aangepast aan het inkomen. Een stelling, die
bij toepassing in de praktijk vergaande conse
quenties kan hebben.
Aanpassing van de verplichtingen aan het in
komen, nadat blijkt dat de verplichtingen eigen
lijk te zwaar geworden zijn, betekent een ver
schuiving van de lasten en daarmee wellicht
ook van de moeilijkheden naar de toekomst.
Of de boer daarbij gebaat is, hangt in sterke
mate van het toekomstige inkomensverloop af.
Van tevoren is dat verloop niet te overzien. Ge
woonlijk handelt men dan verstandig, niet te veel
op de toekomst vooruit te lopen.
Wanneer in een bepaald jaar de bedrijfsuit-
komsten van de landbouw tegenvallen en de
kredietnemers in een tijdelijk moeilijke positie
komen te verkeren, is tegemoetkomendheid van
de zijde van de bank een natuurlijke zaak. Het
verleden spreekt in dit opzicht duidelijke taal.
Voorzichtigheid lijkt ons echter geboden bij
het verschuiven van structurele moeilijkheden
naar de toekomst. De uitkomst is dan wel bij
zonder onzeker.
De heer Van Logtestijn legt het probleem van
de landbouwfinanciering niet bij de zekerheid
stelling. Bij vroegere discussies is die vaak als
knelpunt naar voren gebracht.
Terecht wordt het accent nu op de inkomens
positie van de agrarische ondernemers gelegd.
Bij de beoordeling van de .kredietdraag
kracht" van een bedrijf is het echter goed er
rekening mee te houden, dat besparingen uit de
netto-inkomsten dus inkomsten na aftrek van
de bedrijfskosten niet de enige bron vormen,
waaruit aflossingen kunnen worden voldaan.
Ook afschrijvingen op produktiemiddelen, mits
deze worden verdiend, kunnen voor aflossing
worden aangewend. Vaak wordt als argument
aangevoerd, dat de afschrijvingen opnieuw
moeten worden geïnvesteerd, hetzij voor ver
vanging, hetzij voor uitbreiding van het produktie-
apparaat (en dus niet voor aflossing in aanmer
king komen). Dit gaat echter maar ten dele op.
Vele loonbedrijven kunnen in dit verband als
voorbeeld worden genoemd.
De moeilijkheden, die de heer Van Logtestijn
schetst, vormden ook de achtergrond van onze
kredietregeling voor „jonge boeren". Bij deze
regeling is er bewust naar gestreefd, de druk
van de jaarlijkse financieringsverplichtingen met
name in de beginjaren enigermate te verlichten.
Zien wij de toepassing van deze regeling in de
praktijk, dan menen wij te mogen zeggen, in die
opzet geslaagd te zijn.
ONTWIKKELINGS- EN SANERINGSFONDS
Zoals bekend is het Ontwikkelings- en Sane
ringsfonds onder meer de taak toegedacht om
hulp te bieden aan boeren, die hun bedrijf wil
len beëindigen. Bij heel wat boeren is de situatie
echter van dien aard, dat bij een algehele ver
rekening van bezittingen en schulden het eind
cijfer wel eens ongunstig of zelfs negatief zou
184