Bezitsvorming
Rede staatssecretaris van Algemene Zaken
Drs. W. K. N. Schmelzer, staatssecretaris van
Algemene Zaken, heeft in een rede, welke hij op
17 april jl. voor een groep werkgevers te
Nijmegen heeft gehouden, gesproken over het
onderwerp: ,,Hoe staat het met de bezits
vorming?"
Hierin merkte hij op dat het bezitvormingsbe-
leid onder meer is afgestemd op het feit, dat de
verspreiding van duurzaam bezit bij grote
groepen van de bevolking in feite nog zeer on
voldoende is.
Uitvoerig besprak de bewindsman in dit ver
band de spreiding van de individuele besparingen.
Blijkens zijn betoog waren er reeds eerder indi
caties dat er thans nog onvoldoende bezit is bij
brede lagen van de bevolking: zo was bekend
dat van ruim 8 miljoen spaarbankboekjes 31
een saldo van minder dan 10,vertoonde en
58% een saldo van minder dan f 100,
Door de recente publikatie van het Centraal
Bureau voor de Statistiek inzake het spaar- en
vermogensonderzoek zijn thans echter ook
nadere gegevens beschikbaar gekomen. Uit een
bewerking van de gepubliceerde cijfers is het
volgende naar voren gekomen met betrekking
tot de groep van 25- tot 60-jarigen met een in
komen van minder dan 12.000,Van de
4,4 miljoen personen in deze groep zijn er
600.000 die in 1960 250,of meer spaarden
in de vorm van meer duurzaam bezit. De res
terende groep van 3.800.000 dit is 85 van
de betrokkenen spaart echter gemiddeld per
persoon per jaar niet meer dan f 50,aan
duurzaam bezit. De helft daarvan komt nog niet
toe aan een bedrag van f 25,per persoon
per jaar.
Tevens besteedde de staatssecretaris aan
dacht aan het verband tussen bezitsvorming en
economische ontwikkeling en behandelde de
vraag hoe het mogelijk zal zijn ook in een hoog
conjunctuur een vermindering van de belasting
druk te effectueren, zonder daarmee het peil van
de voor de investeringen benodigde besparin
gen in gevaar te brengen. Hij wees in dit ver
band op de mogelijkheid van een combinatie van
belastingverlaging, verruiming van de finan
ciering van overheidsuitgaven via leningen en
uitbreidingen van particuliere besparingen. Een
analyse van de nationale besparingen leert dat
het aandeel van de overheidsbesparingen in het
totaal van de nationale besparingen de laatste
tijd sterk stijgt: namelijk van bijna 8% in 1958,
via ongeveer 17 in 1959 tot 26 in 1962.
De nationale schuld daalde van 116 van het
nationaal inkomen in 1952 tot 45% in 1961.
De mogelijkheden om in de toekomst tot een
verlaging van de belastingdruk te komen, zouden
volgens de bewindsman kunnen worden ver
ruimd door de vergroting van de particuliere be
sparingen in het kader van het bezitsvormings-
beleid.
Aan het slot van zijn betoog deed drs. Schmel
zer de uitspraak dat de overheidsmaatregelen
ter stimulering van de particuliere besparingen
gepaard met de nodige voorlichting, kunnen
leiden tot een meer algemene verbreiding van
een positieve beoordeling van de waarde van
bezitsvorming en mede daardoor tot een toe
neming van de besparingen die ver uitgaat
boven de omvang van de direct gepremieerde
bedragen.
Jaarverslag Spaarbankbond
Met betrekking tot de bezitsvorming merkt de
Spaarbankbond in haar jaarverslag op dat de
positievere waardering, welke de bezitsvorming
in de laatste jaren ondervindt, een kritische
houding tegenover de concrete bezitsvormings
maatregelen niet kan voorkomen. In dit verband
noemt de Bond de bestedingsdoeleinden van de
wet Premiespaarregelingen en Winstdelings-
spaarregelingen, die veelal slechts leiden tot het
toekennen van premies over reeds bestaande
uitgaven of bezit.
Wat het ontwerp Algemene Premiespaarwet
betreft wordt de voorgestelde inkomensgrens
van 12.000,en de uitsluiting van hen, die
ouder zijn dan 60 jaar, een onbillijkheid geacht,
terwijl de Spaarbankbond het een bezwaar
noemt, dat de maxima van spaarbedrag en
premie (resp. 250,en 50,laag zijn ge
steld, daar dit tot gevolg zou kunnen hebben
212