plaats in Nederland, zo luidde zijn conclusie. De
bestaande moeilijkheden kunnen gedeeltelijk in
eigen bedrijf worden opgelost, gedeeltelijk door
samenwerking, gedeeltelijk door de overheid.
Als wij dit voor ogen houden en er onophoude
lijk naar blijven streven de beste middelen voor
sanering en ontwikkeling toe te passen, dan kan
men de toekomst met vertrouwen tegemoet zien.
N. J. H. RAAT
Het was bijzonder jammer, dat beide functionarissen, die op 14 mei afscheid namen van de Cen-
trale Bank, niet zelf op de Algemene Vergadering aanwezig konden zijn.
Ook de heer Raat was door ziekte verhinderd persoonlijk de dank van de organisatie in ontvangst
te nemen voor zijn vele werk in het belang van het landbouwkrediet.
In 1937 werd de heer Raat gekozen in de Raad van Toezicht en in 1954 werd hij aangewezen
als secretaris van de raad. Van 1956 tot 1959 bekleedde de heer Raat het voorzitterschap. In het
laatstgenoemde jaar echter noodzaakte zijn gezondheidstoestand hem als voorzitter af te treden.
Nadien bleef hij nog als secretaris lid van de raad. Tot 14 mei jl. was de heer Raat tevens plaats
vervangend bestuurslid.
Nadat de voorzitter een brief van de heer Raat had voorgelezen, waarin deze hartelijk dankte
voor de vele bewijzen van vertrouwen en vriendschap in de organisatie ondervonden en waarin hij
de wens uitsprak, dat onder Gods zegen de bloei van het Raiffeisenwerk moge toenemen, sprak de
heer Van Lijnden namens het Bestuur, Door hem werd mededeling gedaan van het bestuursbesluit,
de heer Raat de gouden medaille van de organisatie toe te kennen, niet alleen voor zijn werk als
lid van de Raad van Toezicht, doch ook voor hetvele werk verricht als voorzitter van de boeren-
leenbank Wervershoof.
Tezamen met de heer Manschot begaf de heer Van Lijnden zich na afloop van de vergadering
naar Zeist teneinde de heer Raat persoonlijk van het bestuursbesluit op de hoogte te stellen en hem
de medaille uit te reiken.