ir. Wellen daarover niet, want slechts elf procent van de totale beroepsbevolking in Nederland is werkzaam in de agrarische sector. In andere landen is dat percentage hoger en alleen daar door al dreigen er meer moeilijkheden. In Neder land zijn de grond en het klimaat bovendien geknipt voor de veehouderij en de verkaveling is redelijk, al kan zij verbeterd worden. De be drijfsgebouwen zijn nog niet voldoende aange past, maar ook in dit opzicht kan Nederland zich met het buitenland meten. De Nederlandse veefokkers zijn wereldberoemd. Ook dat is een groot voordeel, evenals het feit dat de Neder landers een rationele voedingswijze van het vee toepassen. De melkverwerking door het in dustriële bedrijfsleven is op een uitstekende, moderne leest geschoeid. Allemaal gunstige factoren dus. Toch zal in de veehouderij het een en ander verbeterd moeten worden. Het aantal aan te houden dieren bijvoorbeeld mag niet te klein zijn; dan is namelijk een verantwoorde mechanisatie niet mogelijk. Er moet voorts aandacht geschonken worden aan de kwaliteit van het produkt. Dat kan beter worden, vooral in de zuivelsector. Daartoe dient het samenspel tussen de boeren, het produktschap en de fabrieken geïntensiveerd te worden. Dit is een ontzaglijke taak, aldus ir. Wellen, maar er moet aan gewerkt worden. Bedrijfsgebouwen De zwakste punten op vele bedrijven achtte ir. Wellen de bedrijfsgebouwen en de mechani satie. De boeren zien tegen de kosten van modernisering en uitbreiding op. Hij kon voor dit vraagstuk geen afdoende oplossing bieden. Wel was hij ervan overtuigd, dat als men op de huidige voet blijft doorwerken, men het in de toekomst zeker niet zal redden. In elk geval zal er dus op een verantwoorde wijze geïnvesteerd dienen te worden. Waar voorlopig geen ruilverkaveling mogelijk is, zal men moeten uitzien naar betrekkelijk goedkope noodvoorzieningen voor de onder brenging van het vee. In bepaalde gevallen kan dit uitkomst bieden. Ir. Wellen heeft er reeds adviezen over gevraagd. Het verheugde hem, dat ook in het Landbouw schap een diepgaande studie van het probleem der bedrijfsgebouwen gemaakt wordt. In dit verband noemde hij opnieuw het Ontwikkelings- en Saneringsfonds, dat alle aandacht aan de bedrijfsgebouwen zal moeten schenken. Hij betreurde, dat nog onvoldoende bekend is, dat met garantie van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw gelden opgenomen kunnen worden tegen normale rente. Dit fonds zal de zekerheid behoren aan te vullen, wanneer de banken niet verder kunnen helpen. Tot nu toe heeft het fonds deze activiteit reeds met een gunstig resultaat ontplooid. Er zijn evenwel meer mogelijkheden dan thans gebruikt worden. De besturen van de plaatselijke banken kunnen helpen bij het op een juiste wijze investeren. Ir. Wellen vroeg zich af, of op dit terrein en op dat van structuurverbeterende maatregelen in het buitenland meer gedaan wordt dan in Nederland. Hij had daarbij o.a. het oog op sub sidies op benzine en op olie, die men wel in andere landen kent. Hij achtte deze subsidies echter niet juist. Als men te dien aanzien en op het terrein van de rente subsidies in het leven roept, dan is er al wat fout! Heel tijdelijk kunnen zij misschien enige uitkomst brengen, maar men behoort deze weg niet op te gaan. Hoewel het in de tuinbouwsector goed gaat, zal het ook daar aanbeveling verdienen, be toogde hij, elke investering zeer nauwkeurig te overwegen en te bekijken. Verticale integratie Ten slotte herinnerde ir. Wellen aan het ver langen, dat wel wordt geuit, om in de toekomst een nauwe samenwerking tot stand te brengen tussen de land- en tuinbouw, de verwerkende industrieën, de toeleveringsbedrijven en de handel de zogenaamde verticale integratie en wel in deze zin, dat naar de landbouw ver langens uitgaan omtrent de soort en kwaliteit van de produkten, die men geleverd wil zien. Ir. Wellen vond hierin wel iets goeds zitten. Hij wees echter een bepaalde binding af De boer moet de verlangens van de handel en de industrie nauwkeurig kennen, hij moet niet ge dwongen worden. Zonder tot volledige verticale integratie over te gaan, wilde hij de nuttige elementen eruit aanvaarden. Voor een goede, zelfstandige boerenstand is 204

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 28