Ir, Wellen vestigde er de aandacht op, dat het in bepaalde sectoren van het agrarische be drijfsleven, met name in de akker- en tuinbouw, niet slecht gaat. Er is daar nog ruimte voor be sparingen en in het algemeen heeft men er geen of weinig moeite met de betaling van rente en aflossingen. Het Borgstellingsfonds voor de Landbouw, waarvan ir. Wellen voorzitter is, heeft althans tot dusver nauwelijks moeilijk heden gehad met de rente- en aflossingsplichten van kredietnemers. Slechts in een beperkt aan tal gevallen was er wat stagnatie met de be talingen van de kredietnemers, maar daar staan versnelde aflossingen tegenover. De kwaliteit van de ondernemer Hoewel de directeur-generaal van de Land bouw het prijzenbeleid onbesproken liet, vestigde hij er toch duidelijk de aandacht op, dat men er in het agrarisch bedrijf alleen met het voeren van een bepaald prijzenbeleid niet komt. Ook andere factoren beïnvloeden de be- drijfsuitkomsten. Als zodanig noemde hij de kwaliteit van de ondernemers en zaken als de ontsluiting van bedrijven, de waterstaatkundige toestand en de ligging van de bedrijven, dus externe produktieomstandigheden, waaraan de ondernemer zelfstandig niets kan veranderen. Met de hulp van de overheid zouden zij ver beterd kunnen worden. Wat de kwaliteit van de ondernemers betreft pleitte hij voor een goede opleiding, waarbij hij tot de opvallende aanbeveling voor jonge land bouwers van 23 a 24 jaar kwam, hun opleiding na een aantal jaren praktijk te hervatten, ten einde kennis te nemen van de nieuwste ont wikkelingen. De voorlichtingsmensen uit de land- en tuinbouw zullen hen dan moeten infor meren, zomede personen, die het boerenleen bankwezen door en door kennen. Financiële vraagstukken, waaronder met name fiscale, zijn voor de land- en tuinbouwers namelijk zeer be langrijk. Een goede informatie kan verkeerde beslissingen voorkomen. In het algemeen, zo vond ir. Wellen, ,,zit het met de jonge ondernemers wel goed", maar zij moeten zorgen bij te blijven. Voorts beval hij sterk aan, dat de boeren en tuinders gebruik maken van dienstenverlenende instellingen. Zij moeten ze daarvoor kennen en zij behoren er op een juiste wijze gebruik van te maken. Het zal nuttig zijn als zij zich op de hoogte stellen. Maar omgekeerd meende hij, dat er ook in de dienstenverlenende sectoren en in hun ver houding tot het agrarische bedrijfsleven nog wel het een en ander te verbeteren valt. Ir. Wellen schatte dat een grote groep agrariërs ongeveer zestig procent niet door de rijksvoorlichting en andere voorlichten de instellingen bereikt wordt. Toch hebben de land- en tuinbouwers behoefte aan contact en vooral aan persoonlijke gesprekken. Nodig is, dat zij aan huis bezocht worden door objectieve adviseurs, die hen op de hoogte brengen van de vorderingen van de techniek en de wetenschap en van de wijze, waarop zij verbeteringen in hun bedrijf kunnen aanbrengen. Te veel is deze mogelijkheid van de opvoering van de boerenstand over het hoofd gezien, vond ir. Wellen. Hij hoopte, dat deze wijze van voor lichting gerealiseerd kan worden door de land bouworganisaties in nuttige samenwerking met andere adviseurs, o.a. van de banken en van het Rijk. Verantwoorde investering De directeur-generaal van de Landbouw aarzelde niet om tien tot twintig procent van de ondernemers in de agrarische sector onvol doende bekwaam te noemen om een bedrijf zodanig te leiden, dat het een redelijk rende ment oplevert. Deze mensen moeten beslist geholpen worden met adviezen en met geld. Met voldoening noemde ir.Wellen het Ontwikkelings- en Saneringsfonds, dat thans bestaat en dat een invloed ten goede kan uitoefenen. Hij was verder van oordeel dat de menselijke en dierlijke arbeidskracht door machines vervangen dient te worden. De gemiddelde boer vraagt echter terecht of dat voor zijn bedrijf verantwoord is. Wie garandeert hem, dat hij de rente en aflos sing van de investering kan betalen? Tot nu toe viel het voor hen, die in de veehouderijbedrijven en in de gemengde bedrijven op een redelijke wijze geïnvesteerd hebben, nog wel mee. Maar wat zal de toekomst brengen? Ongerust was

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 27