Wat ons bezig houdt De uitwerking van het Rapport Landbouwkrediet Agrarische kredietverlening vroeger en nu De aanstelling van spaaradviseurs Verzekering in Oostelijk Flevoland Bankservice op de veemarkt HET WERKTE WAT UIT! In januari 1962 verscheen een intern rapport van onze organisatie onder de titel „Werk programma 1962". Dit rapport heeft onder onze banken grote bekendheid gekregen, want daar in werden de programmapunten opgesomd, die in het belang van agrarische financiering ver wezenlijkt moesten worden. Het Werkprogram ma 1962 zelf was een uitvloeisel van de bestudering van conclusies en aanbevelingen van het uit 1960 daterende Rapport Landbouw krediet. Ons werkprogramma was in zekere zin een waagstuk. Want wie een programma van wer ken opstelt en daaraan een min of meer uitge breide bekendheid geeft, moet zorgen dat hij zijn programma successievelijk afwerkt. Gebeurt dat niet, werken alle goede plannen niets uit, dan blijkt het programma een holle frase te zijn geweest. Thans, aan de vooravond van onze jaarlijkse Algemene Vergadering, menen wij te mogen zeggen, dat ons waagstuk in ieder geval is ge lukt. De agrarische kredietverlening, zoals die door onze banken wordt verzorgd, is vergeleken bij enkele jaren geleden onherkenbaar ver anderd. De „kredietverruiming", waarvoor de Commissie Landbouwkrediet pleitte en waaraan veel studie en inspanning werd gewijd, is dank zij tal van nieuwe initiatieven en nieuwe rege lingen in concreto gerealiseerd. De grenzen, waarbinnen de agarische krediet verlening in het verleden gehouden werd door gemis aan zekerheden of door een te geringe capaciteit tot het betalen van rente en aflossing, zijn zover mogelijk teruggedrongen door het ge bruik van speciale zekerheidsconstructies en het, waar mogelijk, verlengen van de maximale looptijd der leningen.Het „jonge-boerenkrediet", het „oogstkrediet voor akkerbouwbedrijven", de faciliteiten bij financiering van rundveestapels de „extra-hypotheek" en de recente nieuwe blanco kredietverlening, openen om slechts enkele van de belangrijkste regelingen te noemen voor de banken en voor de boer en tuinder mogelijkheden, die vroeger niet be kend waren. Niet denkbaar ook was vroeger de waarde, die thans aan het bedrijfseconomische aspect van het bedrijf van de kredietnemer wordt gehecht. De kredietverruiming waarmee wij nu vertrouwd raken, is slechts mogelijk geworden, dank zij het feit, dat onze banken bereid en in staat zijn zich een oordeel te vormen over de vermogens positie en de bedrijfseconomische gegevens van de kredietnemer. Een actieve en deskundige groep van krediet adviseurs staat de banken daarbij desgewenst terzijde. Daarnaast dient vermeld te worden de intensieve voorlichting door middel van ge schriften en werkbijeenkomsten waardoor de bestuurders en het personeel van de banken de nieuwe mogelijkheden hebben leren kennen en toepassen. In het Raiffeisengarantiefonds, de voortzetting van het oude Onderling Waarborg fonds, beschikt onze organisatie over een prachtig hulpmiddel om financieringen ook in moeilijke gevallen mogelijk en verantwoord te doen zijn. Ook in de houding van de kredietvragende boeren en tuinders is mede door nieuwe aanpak van onze banken een verandering gekomen. De terughoudendheid bij het vragen van kredieten en het overleggen van boekhoudkundige ge gevens, die de Commissie Landbouwkrediet moest constateren, maakt in toenemende mate plaats voor een gezond zakelijk inzicht en voor de bereidheid om met bank en kredietadviseur grondig overleg te plegen over een verant woorde financiering. Wie het jongste jaarverslag van de Centrale Bank leest, kan de resultaten van de krediet- 154

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 4