ook kan toepassen op verkrijgingen van on
roerende goederen, die hebben plaatsgevonden
vóór 1 januari 1957. Deze kwestie is nu aan de
Hoge Raad, ons hoogste rechtscollege, voorge
legd. Daarbij is de gestelde vraag voor aankoop
van goederen door de Hoge Raad bevestigend
beantwoord. Indien derhalve bijvoorbeeld vóór
1 januari 1957 bij een koopovereenkomst on
roerende goederen ten name van de man zijn
gesteld, hoewel de gelden, benodigd voor de
verkrijging, van de zijde van de vrouw in de ge
meenschap waren gevallen, zal toch de man
beschouwd moeten worden als degene die het
bestuur over het betrokken onroerend goed
heeft.
De aankomst van vererfde goederen is in het
arrest van de Hoge Raad niet aan de orde ge
weest. Denkbaar zou b.v. zijn, dat de vrouw
vóór 1 januari 1957 zekere goederen heeft ge-
erfd, die daardoor deel zijn gaan uitmaken van
de huwelijksgemeenschap. In de akte van toe
bedeling zal echter de notaris vóór genoemde
datum veelal de man als verkrijger in de schei
dingsakte hebben laten compareren, omdat
immers de vrouw niet handelingsbekwaam was
en de man ook optrad wanneer het een zaak
betrof, die eigenlijk de vrouw aanging. Hoewel
de besproken beslissing van de Hoge Raad niet
rechtstreeks betrekking heeft op verkrijging
krachtens erfrecht, blijkt uit het in deze zelfde
zaak gewezen vonnis van de rechtbank, dat
daarbij diegene van de echtgenoten als bestuur
der van het betrokken onroerend goed aange
merkt moet worden, die erfgenaam of legataris
was. In 1957, toen de wet pas tot stand was ge
komen, heeft de Broederschap van Notarissen
dienaangaande overeenkomstige aanwijzingen
gegeven. ,,Bij verkrijging krachtens erfrecht,
hetzij als erfgenaam, hetzij als legataris, valt een
goed in de gemeenschap van de zijde van
diegene der echtgenoten, die erfgenaam of
legataris was. Dat bij verkrijgingen vóór
1 januari 1957 bij de boedelscheiding of bij akte,
houdende afgifte legaat, de toescheiding of de
afgifte van het goed op grond van art. 179 (oud)
B.W. aan de man geschiedde en ten hypotheek-
kantore te zijnen name werd gesteld, verandert
niets aan het feit, dat duidelijk aanwijsbaar de
erfgenaam of legataris de verkrijger was".
176