zelfde risicodekking als bij de gemengde verzekering, doch ontgaat de vaak voor hem te zware spaarpremie van deze verzekeringsvorm. Hij lost regelmatig af op de hypothecaire lening, waardoor zijn rentelast jaarlijks vermindert, doch heeft de zekerheid dat bij eerder over lijden een zodanig bedrag ter beschikking komt, dat hiermee het restant van de schuld kan worden gedelgd. Een voorbeeld van de te bereiken besparingen moge dit verduidelijken. Wij nemen hierbij dezelfde cijfers, welke de schrijver in de Nieuwe Veldbode gebruikte. A. Hypothecaire lening ad. 40.000,rente 4'/2 looptijd 30 jaar -f gemengde verzekering ad f 40.000 eveneens met een looptijd van 30 jaar. Totale jaarlijkse last aan rente verzekeringspremie f 2.892,—. B. Hypothecaire lening ad f 40.000,rente 4% af lossing in 30 jaar annuiteitsgewijs. Daarnaast aflo pende overlijdensverzekering van f 40.000,tot f gedurende 30 jaar. Premie verschuldigd gedurende 25 jaar f 184,40 per jaar. Rente plus aflossing op de lening vragen f 2.528,38 per jaar. Het verschil in de jaarlijkse last tussen de gevallen A en B is eerst genomen zonder verzekering f 363,62. Met de overlijdensverzekering erbij gesloten waardoor precies hetzelfde wordt bereikt als met de combinatie hypotheek gemengde verzekering, be draagt de besparing gedurende de eerste 25 jaar f 179,22 per jaar 363,62 premie overlijdensverzeke ring ad f 184,40) en gedurende de laatste 5 jaar f 363,62 per jaar. Totale besparing f 6.298,60, terwijl men precies het. zelfde heeft bereikt als bij de koppelverkoop. (Rekent men samengestelde interest over de bespaarde be dragen, dan wordt het voordeel bijna f 12.000, Bij bovengenoemde cijfers moet worden opgemerkt, dat geen rekening is gehouden met het fiscale aspect, dat ook door de schrijver in de Nieuwe Veldbode en de heer Mabesoone o.i. in het laatste geval niet ge heel terecht terzijde is gelaten. De rente van een gelijkblijvende schuld is n.l. een jaarlijks gelijkblijvende aftrekpost voor de inkomstenbelasting, terwijl de door de heer Mabesoone becijferde besparingen waarin de risicodekking van een overlijdensverzekering overi gens niet is opgenomen, tot steeds hogere rente-in komsten en daarmee tot steeds groter wordende fiscale aderlating leiden. In zijn algemeenheid kan derhalve worden gesteld, dat invoering van het fiscale element het beeld belang rijk kan wijzigen, doch dat niettemin in tal van gevallen de voorkeur moet worden gegeven aan een hypothecaire lening gekoppeld aan een aflopende overlijdensverzeke ring. Men zal er dan echter op moeten rekenen, dat men tevergeefs aanklopt bij de levensverzekeringsmaatschap pijen wat de lagere rente en de hogere lening vaak tot 90 van de getaxeerde waarde betreft. Hoogachtend, drs. J. Bierma afd. Voorlichting en Organisatie Onderling Boerenverzekeringsfonds Naschrift van de redactie De notaris-inzender heeft zich tot ons genoegen en wij hopen ook tot zijn eigen genoegen aan het rekenen gezet. Hij komt door de annuïteit, waarin rente en aflossing voor een lening van f 40.000,met 30- jarige looptijd betaald worden, te vergelijken met het jaarlijkse bedrag aan rente en premie voor een levens verzekeringshypotheek" tot een interessante uitkomst. Op deze wijze is een vergelijking mogelijk en de door de notaris geproduceerde cijfers werken zeker verdui delijkend. Het komt ons echter voor, dat onze vorige inzender, de heer Mabesoone, zich een ander doel gesteld heeft dan de notaris. De notaris werkt met een „eigen" ver gelijking, waarbij hij het in onze organisatie zeer weinig toegepaste annuïteitensysteem gebruikt. Gezien het uit gangspunt van de notaris, is dit zeker juist. De heer Mabesoone echter baseerde zich volledig op de verge lijking, die oorspronkelijk in de Nieuwe Veldbode werd geïntroduceerd, en wilde zijnerzijds de fouten aan wijzen, die de medewerker van de Nieuwe Veldbode in strijd met diens eigen uitgangspunten gemaakt heeft. De opzet van de heer Mabesoone was dus een andere dan die van de notaris en zijn cijfermatige con clusies waren vanzelfsprekend ook anders. Het stuk van drs. Bierma spreekt, wat de cijfers be treft, duidelijk voor zich zelf. Wat meer is, hij wijst een positieve oplossing aan voor het „probleem" levens verzekering en hypotheek. Want ontegenzeggelijk kan een levensverzekering voor een schuldenaar juist in ver band met zijn schuld grote waarde hebben. Het komt er echter op aan een vorm van levensver zekering te kiezen, die aangepast is aan de behoefte van de schuldenaar. Wij zijn de heer Bierma erkentelijk, dat hij in zijn voorbeeld de aflopende overlijdensverzekering gesteld heeft tegenover de gemengde verzekering en aantoont dat een schuldenaar, die een lening bij een bank op neemt en daarnaast vrijwillig! een aflopende over lijdensverzekering sluit, niet alleen precies hetzelfde bereikt als de man, die een hypothecaire lening aangaat bij een levensverzekeringsmaatschappij in combinatie met het sluiten van een gemengde verzekering, maar bovendien nog een aanzienlijk voordeel boekt ook. In ons naschrift bij het stuk van de heer Mabesoone hebben wij er reeds op gezinspeeld dat een overlijdens- risicoverzekering ter grootte van het (door de aflos singen) steeds afnemende bedrag van de resterende levering, voor de praktijk de aangewezen oplossing biedt. Tussen deze vorm van levensverzekering en de bij onze banken gebruikelijke vorm van hypothecaire of andere leningen is een harmonische verbinding moge lijk. Wij zijn blij, dat de heer Bierma als insider in het levensverzekeringsbedrijf, deze mening onderschrijft. Wij hopen dat wij binnen afzienbare tijd in ander verband nader op deze materie in de Raiffeisen-Bode kunnen ingaan. Ter voorkoming van misverstanden attenderen wij er nog even op, dat wij op voetspoor van de heer Mabe soone en het artikel in de Nieuwe Veldbode er van uit gegaan zijn, dat op een door een levensverzekerings maatschappij verstrekte lening niet vervroegd wordt af gelost. Hoewel dit laatste, voor zover bekend, in over eenstemming is met de financieringspraktijk van de levensverzekeringsmaatschappijen, komen natuurlijk bij deze laatsten ook andere financieringsvormen voor Daarbij kan vervroegde aflossing onbeperkt of tot een bepaald percentage per jaar zijn toegestaan. Vervroegde aflossing wordt echter veelal door een boetebeding bezwaarlijk gemaakt. Dit staat in verband met de om standigheid dat hypothecaire leningen voor levensver zekeringsmaatschappijen het karakter van beleggingen hebben. 172

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 22