gevoerde discussie tot inkrimping van de kaas- produktie, waarbij o.m. is gesteld, dat de melk verwerkt in sommige kaassoorten uiteindelijk niet meer dan 10 cent heeft opgebracht. Men zou de melk dan inderdaad beter op eigen be drijf als veevoer kunnen aanwenden. Inmiddels is het plan om door middel van een boete de veehouder te verplichten niet meer melk aan de zuivelfabrieken af te leveren dan in een bepaald basisjaar, volop in discussie. Er worden nogal wat bezwaren tegen de geopperde gedachte naar voren gebracht, zodat het niet waarschijnlijk is dat dit systeem nog dit jaar zal worden toegepast. Overigens is het ongetwijfeld nuttig dat men zich opnieuw intensief over het zuivelprobleem beraadt. Het gaat hier over het welhaast meest benauwde probleem van de landbouwpolitiek, dat volgens bepaalde per sonen zelfs tot een nationale obsessie is uitge groeid. Valorisatie Tegen de zin van de meerderheid van het bestuur van het Produktschap voor Zuivel wel als ,,Zuivelparlement" aangeduid heeft de minister het vorig jaar in het kader van het valorisatiegebied een produktieheffing opgelegd van 10 cent per kg kaas. Uit een door een wetenschappelijk instituut verricht marktonder zoek is nu gebleken, dat een verdere verhoging met 10 cent van geen enkele, dan wel zeer ge ringe, invloed zal zijn op de omvang van het verbruik. Daarom werd voorgesteld de heffing te verhogen tot 18 cent. In plaats van met dit voor stel mee te gaan adviseerde het bestuur van het Produktschap, zij het met de kleinst mogelijke meerderheid, de bestaande heffing zelfs af te schaffen. Op dit advies is vooral in de landbouw- pers fel kritiek geuit. Het gaat er de boer immers om zijn produkt een zo hoog mogelijke waarde te doen bereiken. Vooral bij het nieuwe richt prijssysteem is de valorisatie voor de producent van grote betekenis. In het vroegere stelsel van garantieprijzen werd het verschil tussen de in de markt verkregen opbrengstprijs en de garantie prijs volledig aangevuld door de overheid.Thans, nu een richtprijs is vastgesteld, is dat echter anders. Nu wordt van tevoren een toeslag be paald, uitgaande van een gemiddelde ,,ver- wachtingsprijs". Het risico dat de werkelijke op brengstprijs meer of minder is, komt daarbij geheel voor rekening van de veehouder. Het Produktschap draagt een grote verant woordelijkheid voor het realiseren van het zuivelbeleid. Het dient daarbij te streven, in het belang van de veehouder, naar een zo goed mogelijke valorisatie van de zuivelprodukten. Bij de formulering van het advies hebben blijkbaar de belangen van de consument geprevaleerd boven die van de melkveehouder. Aangezien bij afschaffing van de heffing de industrieel ver werkte melk rond 10 miljoen gulden minder zou opbrengen, is tegen dit advies fel verzet ge rezen. Het Landbouwschap heeft dan ook ter stond bij de minister aangedrongen op het uitvaardigen van een beschikking waarbij de kaasheffing, in plaats van afgeschaft, verder wordt verhoogd. De minister bleek de teleur stelling van de georganiseerde landbouw over het advies van het Produktschap volledig te delen en heeft inmiddels de kaasheffing dan ook bij beschikking verhoogd. Deze verhoging kan een bijdrage leveren voor een passende op brengst van de zuivelprodukten, waarop het beleid toch in de eerste plaats gericht moet zijn. Correctie op melktoeslag Een betere valorisatie is des te klemmender nu het er op lijkt dat de opbrengst van de zuivel produkten het vorig Jaar lager is geweest dan oorspronkelijk was geraamd. Werd in de in november verschenen „melknota 1963" van minister Marijnen nog gesteld dat via de markt over het melkprijsjaar 1961/1962 circa 18,75 werd bereikt per 100 kg industrieel verwerkte melk, nieuwe becijferingen van het Produktschap voor Zuivel zouden aanwijzen dat dit helaas niet het geval is geweest. De opbrengst zou nl. geen 18,75 zijn geweest, maar er zou niet meer dan f 18,20 zijn bereikt. In de nieuwe beleidsopzet was er evenwel van uitgegaan dat in 1963 de melk 10 cent meer, uit hoofde van verlaging van invoerrechten, dan het vorig jaar zou kunnen opbrengen. De ..verwachtingsprijs" in het agrarisch jargon ook wel als „prikprijs" aange duid werd daarom gesteld op 18,85. 123

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 9