Kroniek van land- en tuinbouw melkplas kleiner geworden; plan om melkstroom in te dammen; verhoging kaasheffing levert bijdrage tot betere valorisatie; correctie op melkprijstoeslag, mede in verband met ongunstige positie melkveehouderij? varkensmarkt stabiel; krachtig herstel eierprijs; positie veenkoloniaal bedrijf; ondanks temporisering kassenbouw gunstige perspectieven voor onze tuinbouw. Voor het eerst sinds jaren vertoont de melk stroom een vermindering. Bedroeg de aanvoer in de eerste weken van het jaar ondanks kou en sneeuw en gladde wegen zelfs meer dan in de overeenkomstige periode van het vorige jaar, toen er geen kou aan de lucht was, thans is er zelfs sprake van een opvallende daling. Men verwacht dat de aflevering van melk door veehouders tot de weidetijd, dus op z'n vroegst tot begin mei, zelfs 10 beneden het vorig jaar komt te liggen. Deze daling wordt vooral veroor zaakt door de sterk teruglopende produktie in de weidestreken en speciaal in de lage gebieden. Alleen in de zandgebieden in het oosten en zuiden van ons land ligt de produktie nog op hetzelfde niveau of hoger dan vorig jaar. Hoe wel het gebruik van krachtvoeder, ondanks hogere prijzen, vergeleken bij vorig jaar hoger ligt (bij de huidige hooiprijzen is krachtvoer wel licht nog het voordeligst) kan de conclusie wor den getrokken dat de melkveehouders blijkbaar niet in staat zijn aan de koeien evenwichtige en volledige rantsoenen te verstrekken. Duidelijk is dat het produktiepeil straks, wan neer de dieren weer in de weide komen, sterk afhankelijk zal zijn van de mate en de snelheid waarmee de grasmat zich herstelt. Wellicht zal reeds spoedig na het begin van de weidetijd de melkstroom naar de zuivelfabrieken weer dezelfde of zelfs een grotere omvang aannemen. De vermindering van de melkaflevering is nl. wel degelijk gevolg van een lagere produktie per dier. Uit de decembertelling blijkt immers, dat de rundveestapel weer een uitbreiding heeft ondergaan; er worden 4 meer koeien ge houden, het totaal aantal bedraagt ruim 3,5 mil joen stuks. Het aantal melk- en kalfkoeien steeg zelfs met 4,4 Opvallend is voorts, dat het aantal bedrijven met rundvee kleiner werd, nl. 1,4 minder. Discussie over melkstroom De tijdelijke daling van de melkproduktie heeft de discussie over het zuivelprobleem overigens geenszins doen verflauwen. Er is bij het Produkt- schap voor Zuivel en het Landbouwschap een plan in bespreking om, ingaand eind april, 10 cent te korten over elke kg melk, die de vee houder meer levert dan in 1962, terwijl zelfs zou worden overwogen een premie te geven van 15 cent voor elke kg die men minder levert. Dit plan heeft ten doel de wassende melk stroom, waarvoor geen redelijke afzetmogelijk heden kunnen worden gevonden, eindelijk eens in te dammen. Blijkbaar kan men daarin door middel van de melkprijs niet slagen; integendeel, om het hoofd boven water te kunnen houden, moet de individuele boer wel proberen op zijn bedrijf meer te produceren. Inmiddels worden de afzetmoeilijkheden steeds groter. De minister gaf nog dezer dagen uiting aan zijn ernstige bezorgdheid met betrek king tot de ontwikkeling in de zuivelsector, welke bezorgdheid is gebaseerd op de vrees, dat Nederland, op langere termijn gezien, steeds meer van de markten der partnerlanden in de E.E.G. dreigt te worden verdrongen. De, even als in ons land, gestadig toenemende melkpro duktie in de meeste partnerlanden, leidt er toe, dat aan de Nederlandse export steeds meer moeilijkheden in de weg worden gelegd. Naar de mening van de minister is het zeker nuttig te overwegen in hoeverre kan worden bereikt, dat een gedeelte van de melkproduktie niet naar de zuivelfabrieken gaat zoals in het in discussie zijnde plan wordt beoogd maar een bestemming kan krijgen voor opfokdoeleinden. Dat hier wellicht mogelijkheden zijn om te komen tot een betere maximilisatie van de op brengst van de geproduceerde melk kan o.m. blijken uit een in het Produktschap voor Zuivel 122

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 8