Geen verruiming uit het buitenland
De Nederlandsche Bank is inmiddels overge
gaan tot een nieuwe publikatie via het Centraal
Bureau voor de Statistiek inzake de ontwikke
ling van de monetaire reserves. In het Statistisch
Bulletin van het C.B.S. van 28 maart troffen wij
een opgave aan van het goud en de buiten
landse activa en passiva, zowel als van de
representatieve handelsbanken, die bovendien
werden gecompleteerd met een opgave van de
positie tegenover het Internationaal Monetaire
Fonds. Het blijkt, dat het netto goud- en
deviezenbezit van de Nederlandsche Bank einde
december 1962 6160 miljoen beliep tegen
f 6069 miljoen einde 1961 en f 6251 miljoen
einde 1960. Einde januari 1963 beliepen de
deviezenreserves van de centrale bank f 6137
miljoen. Voor de representatieve handelsbanken
was de stand als volgt: einde 1962 f 1751 mil
joen, einde 1961 1689 miljoen, einde 1960
f 1921 miljoen en einde januari 1963 f 1881 mil
joen. Het totaal aan deviezenreserves van cen
trale bank en particuliere banken tezamen was
derhalve als volgt: einde december 1962 f 7911
miljoen, einde 1961 7758 miljoen, einde 1960
f 8172 miljoen en einde januari 1963 f 8018
miljoen.
Hieraan ziet men, dat de veranderingen in de
netto monetaire positie in de laatste paar jaren
zeer gering zijn gebleven en dat in januari jl.
een stijging van nog geen f 100 miljoen heeft
plaats gevonden. Deze stijging komt geheel voor
rekening van de particuliere banken en weer
spiegelt een aanwas van hun buitenlandse vor
deringen. Daaruit volgt, dat in januari geen
liquiditeiten naar ons land zijn gevloeid, welke
het middelenreservoir zouden hebben kunnen
doen verruimen.
Betalingsbalans 1962
Op grond van de uit de genoemde cijfers
blijkende mutaties van het afgelopen jaar moet
er ook van worden uitgegaan, dat het betalings
verkeer met het buitenland ook verder in dit
jaar geen belangrijke bijdragen tot de binnen
landse liquiditeiten zal leveren.
Tot deze conclusie voert ook de betalings
balans die inmiddels over 1962 werd gepubli
ceerd. Deze geeft voor het lopende betalings
verkeer met het buitenland op kasbasis een
overschot te zien van f 621 miljoen tegen f 863
miljoen voor 1961. Anderzijds heeft het kapitaal
verkeer netto zoveel middelen aan ons land
onttrokken, dat lopende en kapitaalrekening van
de betalingsbalans tezamen sluiten met een
nadelig saldo van f 177 miljoen tegen een tekort
van f 329 miljoen over het voorafgaande jaar.
Dat er ten opzichte van 1961 in het lopende
verkeer een achteruitgang van f 242 miljoen ten
opzichte van 1961 is ingetreden, is voor een
groot deel het gevolg van incidentele oorzaken,
die in de eerste helft van de jaren 1961 en 1962
zijn opgetreden, waardoor de kapitaalopbrengs
ten in 1961 gunstig en in 1962 ongunstig werden
beïnvloed. Het effectenverkeer met het buiten
land was, zeer globaal gesproken wij hebben
hier het oog op de nettoresultaten van export
van binnenlandse effecten, Nederlandse aan
kopen van buitenlandse effecten en buitenlandse
emissies hier te lande eveneens in evenwicht,
indien men tenminste niet meerekent de
deviezenbaten uit hoofde van de emissieoperatie
van Philips in het afgelopen jaar.
Wat de leningmarkt aangaat is het tot dus
verre bij de gemeentelijke emissies van Amster
dam en Eindhoven gebleven. Zowel de 4%
lening Eindhoven groot f 10 miljoen als die van
Amsterdam groot f 20 miljoen beide uitge
geven a 99% werden zo ruim overtekend,
dat de toewijzing slechts uiterst gering kon zijn.
Inmiddels heeft de Bank voor Nederlandsche
Gemeenten ook reedsweer acte de présence ge
geven met een 4% lening groot 100 mil
joen 991/2 maar dat behoort tot het hoofd
stuk van de maand april, waaraan wij in ons
volgende overzicht aandacht zullen wijden. Stel
len wij ten slotte vast, dat de kapitaalmarkt ruim
en de obligatiemarkt goed prijshoudend tot vast
gestemd is gebleven.
136