is georiënteerd, kan worden bereikt. Wij zouden graag
ook eens een bank aan het woord laten, die goede
spaarresultaten geboekt heeft onder „ongunstige' om
standigheden. Wat bevordert het sparen bij onze eigen
banken indien er ook andere spaarinstellingen in het
werkgebied optreden en indien men niet meer kan zeg
gen dat „iedereen iedereen kent"?
Wij denken hier aan onze banken in de stedelijke sfeer
en op het verstedelijkte platteland. Welke betekenis
wordt daar aan de Raiffeisenweek toegekend?
Een directeur/kassier, die daarover eens zijn licht zou
laten schijnen, zou niet alleen een mooie aanvulling
geven op het stuk van de heer Minderhoud, maar ook
zijn collega's een goede dienst bewijzen.
Levensverzekering en hypotheek
Geachte redactie
In de Nieuwe Veldbode van 11 januari 1963 is een arti
kel opgenomen, waarin de begrippen levensverzekering,
hypotheek en de eventuele combinatie van hypotheek
en levensverzekering nader in ogenschouw zijn genomen.
Aangezien deze begrippen voor de lezers van dit blad
wel voldoende bekend zijn, wil ik hier niet nader op in
gaan. In verband met het volgende kan er evenwel nog
op gewezen worden, dat bij een combinatie van hypo
theek en levensverzekering niet jaarlijks op de hypo
theek wordt afgelost, maar dat daarvoor in de plaats
komt de premie van de levensverzekering. Zodra de
verzekering tot uitkering komt (hetzij aan het einde van
de looptijd, hetzij bij eerder overlijden) lost de maat
schappij met de uitkering de geldlening af. Bij een ge
wone hypotheek daarentegen blijft bij overlijden de
schuld echter doorlopen. Dit is nu de reden, dat in vele
gevallen een levensverzekering wordt afgesloten, zodat
bij overlijden geen schuldenlast meer overblijft.
Volgens de schrijver van het bovengenoemde artikel
kunnen er zich omstandigheden voordoen, dat, ook al
zou de schuldenaar niet komen te overlijden, tijdens de
looptijd van de schuld, een combinatie van levens
verzekering en hypotheek toch nog voordeliger is dan
alleen maar een hypothecaire lening. Hiervoor wordt
door hem het volgende voorbeeld gegeven:
„Stel A oud 28 jaar wenst een hypothecaire lening
aan te gaan ten bedrage van f 40.000,Hij heeft de
keus tussen twee aanbiedingen:
1. van de levensverzekeringsmaatschappij X, die een
rente vraagt van 4'/2 geen aflossingen, maar wel
verlangt dat A een polis van levensverzekering met
een duur van 30 jaar zal sluiten en dat deze polis
mede-verbonden wordt:
2. van de bank Z, die een rente van 4% vraagt,
alsmede een aflossing van 2% of f 800,— per jaar.
Laten we eens nagaan, wat in beide gevallen betaald
moet worden; gesteld dat A in geval 1 de leeftijd van
58 jaar bereikt en dus gedurende de gehele looptijd
van de lening verzekeringspremie betaalt.
1. voor een dergelijke uitkering is A verschuldigd een
premie van f 1.092,per jaar en hij betaalt dus ge
durende de gehele looptijd van de lening f 32.760,—
Het rentebestanddeel bedraagt dus f 7240,-
aan rente op de lening betaalt hij per jaar
een bedrag van f 1800,of over 30 jaar 54.000,
zodat hij dus na 30 jaren totaal heeft
betaaldf 86.760,—
2. aan aflossingen moet worden betaald
f 800,per jaar, is gedurende de looptijd
van de lening (50 jaren) f 40.000,
aan rente wordt betaald 48.450,
totaal f 88.450,—
We zien dus, dat A in geval 2, ondanks het feit, dat
de rentevoet hoger is dan in het geval 1 toch
over de totale looptijd minder rente betaalt, nl.
f 5550,Dit wordt echter volledig gecompenseerd
door de rente op de spaarpremie en ten gevolge daar
van heeft hij over het geheel zelfs nog een voordeel
van f 1690,—."
Tot zover het voorbeeld van schrijver.
Indien dit inderdaad zo zou zijn dan is er voor per
sonen van 28 jaar of jonger geen twijfel meer moge
lijk welke vorm zij moeten kiezen.
Wanneer men financieel voordeliger uitkomt en wan
neer bovendien het risico van eerder overlijden nog is
gedekt, dan moet men toch wel een gecombineerde
lening aangaan.
Bij nadere bestudering van dit geval ben ik echter tot
de conclusie gekomen, dat een hypotheek bij de bank
Z in plaats van f 1.690,nadeliger, zelfs minimaal
f 23.492,voordeliger is.
Schrijver vergelijkt hier nl. een combinatie met een
looptijd van 30 jaar met een gewone hypotheek met een
looptijd van 50 jaar. Verliest men nu het verschil in loop
tijd uit het oog, dan is de becijfering van schrijver in
derdaad juist. Voor een juiste conclusie zal men beide
gevallen op een zelfde tijdstip moeten vergelijken, het
zij na 30 jaar, hetzij na 50 jaar.
Aangezien schrijver bij de bank Z een looptijd van
50 jaar heeft genomen, zal ik de berekening ook voor
de combinatie over 50 jaar doen. De berekening wordt
dan als volgt:
Bij de levensverzekeringsmaatschappij betaalt men ge
durende 30 jaar telkens f 2.892,—; nl. f 1.092,— premie
en f 1.800,rente. Vanaf het 31e jaar t/m het 50e jaar
wordt niets meer betaald.
Bij de bank Z betaalt men het 1e jaar f 2.700,nl.
f 800,aflossing en f 1.900,rente. Het 2e jaar betaalt
men f 2.700,minus f 38,of wel f 2.662,Er is
reeds f 800,afgelost, waarover nu dus geen rente
meer wordt berekend. Elk volgend jaar betaalt men zo
doende f 38,minder dan het onmiddellijk voorafgaande
jaar. Na 30 jaar is dan reeds f 24.000,afgelost, zodat
de schuldenlast nog f 16.000,bedraagt. Het 31e jaar
moet zodoende nog f 1.560,worden betaald nl. f 800,
aflossing en f 760,— rente. De volgende jaren wordt dit
weer telkens f 38.minder dan het onmiddellijk voor
afgaande jaar.
Zoals uit het bovenstaande blijkt, betaalt men het 1e
jaar bij de bank Z f 192,minder dan bij de levens
verzekeringsmaatschappij. Het 2e jaar betaalt men f 230,
minder en in de daaropvolgende jaren wordt dit verschil
telkenjare f 38,groter. Dit gaat zodoor tot het 31e
jaar. In dat jaar is er dus sprake van een verschil ten
nadele van de bank ad f 1.560,In de daaropvolgende
jaren t/m het 50e jaar wordt dit nadelig verschil telken
jare f 38,kleiner.
Indien men nu de eerste 30 jaren datgene, wat men
bij de bank Z jaarlijks minder heeft te betalen dan bij
de verzekeringsmaatschappij telkens bij de bank Z op
een spaarbankboekje zou zetten en men zou vanaf het
104