Sparend Nederland
c
c
Mutaties december
voorgaande jaar
Mutaties
januari
Tegoec
v. h.
in
otaal
Saldo
tegoed
c
c
O)
O)
S1
Terug-
betalir
Spaar-
versch
Inlage
Terug-
betalir
Spaar-
versch
1/1
31/1
1/1
31/1
1963
Bib. Utrecht
145,7
120,5
25,2
155,7
115,4
40,3
3333,1
3373,4
27,2
27,1
Bib. Eindh.
102,0
85,3
16,7
116,6
82,9
33,7
2073,2
2106,9
16,9
16,9
RPS.
83,9
60,4
23.5
102,7
65,6
37,1
3232,1
3269,2
26,3
26,3
Alg. Spaarb.
155,8
144,3
11,5
213,3
162,1
51,2
3638,0
3689,2
29,6
29,7
487,4
410,5
76,9
588,3
426,0
162,3
12276,4
12438,7
100,0
100,0
1962
Bib. Utrecht
126,1
114,8
11,3
146,6
108,3
38,3
3021,9
3060,2
27,6
27,6
Bib. Eindh.
89,0
77.4
11,6
101,3
73,6
27,7
1797,4
1825,1
16,4
16,5
R.P.S.
74,4
62,1
12,3
94,6
65,4
29.2
2895,7
2924,9
26,5
26,4
Alg. Spaarb.
136,0
134,2
1,8
196,8
153,0
43,8
3219,0
3262,8
29,5
29,5
425,5
388,5
37,0
539,3
400,3
139,0
10934,0
11073,0
100,0
100,0
Kanttekeningen bij de cijfers
In de verzamelbalans per 31 december 1962 is
in de posten Centrale Bank rekeningcourant,
debet- en creditsaldi in lopende rekening, spaar
bank alsmede reserve, de bijgeschreven rente
opgenomen. Hierdoor worden bij vergelijking
van de cijfers per 31 december 1962 en
31 januari 1963 de in januari voorgekomen
mutaties verkregen.
Met betrekking tot de creditgelden vertonen
de mutaties het voor januari gebruikelijke beeld
van een sterke stijging van de spaargelden en
een vermindering van de creditsaldi in lopende
rekening. De toeneming van de creditgelden
met een bedrag van 31,9 miljoen is hoger dan
die in de overeenkomstige maand van voor
gaande jaren. De uitbreiding van de kredietver
lening en de beleggingen in eigen kring met een
bedrag van ƒ11.5 miljoen lag op een lager niveau
dan die in dezelfde maand van de jaren 1961 en
1962, waartoe zowel de mutatie in de debetsaldi
in lopende rekening als die in de voorschotten
bijdroeg. Daar de stijging van de uitzettingen ten
achter bleef bij die van de creditgelden namen
de liquide middelen toe met 24,6 miljoen.
In januari was het spaaroverschot bij alle
traditionele spaarinstellingen hoger dan dat in
januari 1962. Daar ook in het laatste kwartaal
van 1962 de besparingen hoger waren dan in
hetzelfde kwartaal van 1961 kan worden vast
gesteld, dat de gunstige ontwikkeling van de
spaargelden zich ook in januari 1963 voortzette.
Blijkens de voorlopige cijfers is dit eveneens
het geval in februari, waarin bij de bij Utrecht
en Eindhoven aangesloten banken een spaar
overschot voorkwam en respectievelijk 42,9
miljoen en 33,4 miljoen en bij de Rijkspost
spaarbank van 50,2 miljoen.
99