Reeds thans lijkt derhalve de conclusie ge rechtvaardigd, dat in de komende maanden de vraag in de risicodragende sector van de kapi taalmarkt zal overheersen. Daartegenover zijn de vooruitzichten wat betreft de toevoering van nieuwe leningen niet bijster florissant. Dat geldt wel in de eerste plaats voor het bedrijfsleven, dat tot dusverre vrijwel geen belangstelling op de publieke kapitaalmarkt aan de dag heeft ge legd in dit jaar. En nu staat het wel vast, dat de ondernemingen en zelfs de publieke sector bij voorkeur de benodigde middelen ondershands aantrekken, maar vermoedelijk is ook deze activiteit in de eerste maanden van het lopende jaar beperkt gebleven. Immers is de terug houdendheid bij het bedrijfsleven toegenomen als gevolg van de grotere conjunctuuronzeker heid en de inkrimping van de winstmarges. Weliswaar brengt deze laatste factor met zich mee, dat minder middelen uit de winst voor zelffinanciering vrij komen, maar daar staat tegenover, dat ten aanzien van investeringen zowel als van de voorraadaanvulling voorzich tiger te werk wordt gegaan, waardoor dan toch vaak een bevredigende liquiditeit zal blijven bestaan. Daling van de rente Men ziet derhalve dat op grond van zuiver interne factoren thans eerder met een matiging van de vraag naar nieuw kapitaal, zowel van de zijde van de overheid als van die van het be drijfsleven rekening moet worden gehouden, waaruit een tendentie voortvloeit tot daling van de rente. Het zal duidelijk zijn dat hierdoor een koersstijging op de obligatiemarkt in de hand wordt gewerkt. Trouwens de discontoverlaging, waartoe de Nederlandsche Bank eerder in het jaar is overgegaan, werkt zulk een ontwikkeling doelbewust in de hand. Men heeft hier met een verschijnsel te doen, dat niet tot Nederland beperkt blijft. In de ons omringende landen valt eveneens een ver ruiming op geld- en kapitaalmarkt, gepaard gaande met een neiging tot dalen van de rente voet, waar te nemen. Weliswaar droegen de jongste staats- en semi-staatsleningen in West- Duitsland nog een rentevoet van 6 maar reeds alleen het feit, dat bijvoorbeeld de 6 Bundesbahnlening die a pari werd uitgegeven en waarvoor de inschrijving, zoals gebruikelijk bij onze oosterburen, enkele dagen zou open staan, reeds op de eerste dag van inschrijving werd voltekend, zodat toen reeds de inschrijving werd gesloten, vormt een bewijs voor het over heersen van de vraag en de overvloed aan braak liggende beleggingskapitalen. Dat houdt vanzelf reeds een aanwijzing in, dat bij het achterwege blijven van verdere belangrijke emissies het huidige rentepeil niet zal kunnen worden ge handhaafd maar een dalende lijn zal volgen. Plaatst men het rentetype van 6 dat thans in West-Duitsland geldt, tegenover de rentevoet van 7 a 8 die nog een vijftal jaren ge leden bij onze oosterburen in zwang was, dan ziet men dat reeds belangrijke vorderingen zijn gemaakt op de weg naar renteaanpassing aan een niveau, dat als meer normaal kan worden aangemerkt. In menige Nederlandse beleggings portefeuille zijn de laatste jaren Duitse obliga ties opgenomen en ook nu nog bestaat daarvoor wel belangstelling, al is deze sedert begin 1962 in verband met de spanningen die destijds over Berlijn bestonden, verminderd. Ten slotte zouden wij ten aanzien van de vooruitzichten voor de ontwikkeling van de rentestand nog kunnen wijzen op het standpunt van Per Jacobsson, de leidende directeur van het Internationale Monetaire Fonds, die korte lings als zijn mening heeft te kennen gegeven dat de Westeuropese landen het beste zouden doen met een politiek van lagere rente te volgen, omdat anders de Verenigde Staten een te hoge rente zouden moeten handhaven ten nadele van de conjunctuurontwikkeling. Het betreft hier weliswaar een intern Amerikaans probleem, maar dan toch met een belangrijk buitenlands rente aspect. Gemeenteleningen De vrijwel gelijksoortige 4% lening Eind hoven, die na de staatslening werd geëmitteerd, heeft intussen eveneens zo'n gunstig onthaal gehad, dat op het beschikbare bedrag van 10 miljoen slechts een gering percentage kon worden toegewezen, terwijl de vooruitzichten voor de uitgifte van de 4% lening Amsterdam al evenzo waren. 95

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 17