Wat ons bezig houdt de Tweede Kamer en de spaarbanken de start van het Raiffeisengarantiefonds afdeling D Waarborginstituut voor de tuinbouw in Zeeland winter 1962-1963 en land- en tuinbouw HET BELANG VAN DE SPAARDER De spaargelden, die een spaarder bij zijn (spaar)bank inlegt, noemen wij terecht „toever trouwde" middelen van de bank. De spaarder schenkt aan de spaarinstelling zijn vertrouwen; hij twijfelt er geen ogenblik aan of zijn geld is bij de bank veilig en hij rekent er op, dat hij het zonder mankeren prompt terug zal ontvangen als hij er om vraagt. Het overgrote deel der Nederlandse spaar- instellingen is dit vertrouwen van de spaarder volkomen waard. Toch blijkt, dat men er niet ge rust op is, dat de spaartegoeden over de gehele linie bij elke willekeurige spaarbank veilig zijn. Tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Financiën in de Tweede Kamer is aan die ongerustheid uiting gegeven door de heren Kieft en Van der Tempel. Opgemerkt werd, dat naarmate het sparen onder brede lagen van de bevolking meer en meer toeneemt en dit sparen in het kader van de bezitsvorming sterk door de regering wordt bevorderd, het ver trouwen van de spaarders in de (spaarbanken van steeds groter belang wordt. Dit vertrouwen mag onder geen beding ondermijnd worden door fraudegevallen, zoals die zich in de achter liggende jaren bij enkele instellingen hebben voorgedaan. De heer Van der Tempel wees in dit verband met nadruk op de z.g. „losse" spaar en kredietinstellingen. Dergelijke instellingen zijn wel geregistreerd ingevolge de wet Toezicht Kredietwezen, maar zijn niet georganiseerd in een groter verband, dat zelf een interne controle op de aangesloten banken uitoefent De heren Kieft en Van der Tempel drongen er op aan, dat de minister maatregelen zou nemen om de be langen van de spaarders te beschermen, met name door een fraudeverzekering te eisen voor alle ingeschreven spaarbanken. Minister Zijlstra zegde toe hieraan alle aan dacht te zullen wijden. Hij wees er op dat de wet Toezicht Kredietwezen in zijn huidige redactie geen afdoende waarborgen tegen fraude mogelijk maakt. De minister zal een nader advies van de Nederlandsche Bank afwachten en zal aan de hand daarvan overwegen of verdere wettelijke maatregelen nodig zijn. Wij grijpen deze gelegenheid aan om het grote belang te onderstrepen van het feit, dat onze banken met hun afzonderlijke spaarbanken georganiseerd zijn in de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank. Een spaarder, die zijn geld aan één van onze banken toevertrouwt, weet dat deze bank niet op zich zelf staat, maar deel uit maakt van een organisatie, die de belangen van de spaarders met de grootst mogelijke zorg om ringt. De werkzaamheden van de inspectiedienst van de Centrale Bank krijgen hier een betekenis, die ver uitreikt boven die van een organisato risch onderzoek. Het Raiffeisengarantiefonds, dat als het ware de gehele organisatie achter de afzonderlijke bank plaatst, dient niet alleen het belang van die bank, maar beschermt ook het belang van de spaarder. EEN MAAND NA HET BEGIN Het Raiffeisengarantiefonds is, zoals wij reeds in december 1962 aankondigden,op 1 januari van dit jaar gestart met zijn nieuwe afdeling D. Vanaf die datum konden de aangesloten banken zich door het sluiten van een borgverzekering bij het R.G.F. dekken tegen schade ten gevolge van frauduleuze handelingen van hun personeel of van andere personen, die met het beheer van waarden zijn belast. Wij kunnen thans reeds zeggen, dat afdeling D van het R.G.F. bij de aangesloten banken een gunstig onthaal gevonden heeft. Voor zover de banken in verband met het vervallen van de be staande verzekeringen in de maand januari voor het oversluiten van de risico's in aanmerking kwamen, hebben zij, op één na, alle een borg verzekering bij het R.G.F. gesloten. Ook voor verzekeringen, die in de loop van het jaar 50

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 4