Bedrijfsopvolging in de land- en tuinbouw
2. Pacht en eigendom
Bij de overname van een landbouwbedrijf zal
men rekening moeten houden met de vraag
welke economische voordelen met de exploitatie
van het desbetreffende bedrijf zijn te behalen.
Het bedrijfsresultaat zal over een langere termijn
bezien een redelijke vergoeding dienen te zijn
voor het kapitaal, dat in het bedrijf moet worden
gestoken en voor de arbeid, die de ondernemer
in zijn bedrijf verricht. Aan deze primaire voor
waarden kan echter niet in alle gevallen worden
voldaan. Van een groot aantal bedrijven zijn
namelijk de bedrijfsoppervlakte, de verkaveling
en de bedrijfsgebouwen zodanig, dat een ren
dabele exploitatie niet verwacht kan worden.
Daarbij moet ook rekening worden gehouden
met het feit, dat het loonpeil nog steeds de
neiging vertoont sneller te stijgen dan de prijzen
van de agrarische produkten.
De arbeidsproduktiviteit blijkt in de praktijk
een zeer belangrijke factor te zijn voor het be
halen van een gunstig bedrijfsresultaat. Een
behoorlijke arbeidsproduktiviteit kan echter al
leen worden verwezenlijkt bij een voldoende
bedrijfsomvang, terwijl men tevens de beschik
king moet hebben over rationeel ingerichte
gebouwen en machines. Het is duidelijk, dat een
zodanige bedrijfsopzet een bepaalde vermogens
behoefte met zich brengt.
Vermogensbehoefte
De vraag hoeveel vermogen nodig is voor de
overname van een bedrijf is van vele factoren
afhankelijk. De verschillen, die zich op dit punt
voordoen, worden onder meer veroorzaakt,
doordat de bedrijven in een bepaalde tak van de
agrarische produktie zijn gespecialiseerdZo
kan men constateren, dat van een veehouderij
bedrijf b.v. de vermogensbehoefte vele malen
groter is dan die van een bedrijf, waarop hoofd
zakelijk tuinbouwprodukten in de volle grond
worden geteeld. Verder maakt het voor de finan
ciering veel verschil of het bedrijf wordt gepacht
dan wel gekocht. De totale vermogensbehoefte
van een eigenaarsbedrijf is een veelvoud van
het vermogen, dat benodigd is om hetzelfde
bedrijf als pachtbedrijf te exploiteren.
In dit verband kan nog worden opgemerkt, dat
bij de bestaande verhouding tussen pachtprijzen
en koopprijzen het vermogen, vastgelegd in
onroerend goed, slechts een zeer laag rende
ment heeft. De verhouding tussen het benodigde
vermogen enerzijds en het te behalen inkomen
anderzijds is bij gepachte bedrijven veel gunsti
ger dan bij eigenaarsbedrijven. Pacht is daar
door een zeer aantrekkelijke vorm voor de over
name van een bedrijf. Nu moet hier direct aan
worden toegevoegd.dat aan het pachten van een
bedrijf ook wel enige nadelen zijn verbonden.
Pachtbedrijf
De nadelen van de pachtvorm komen vooral
naar voren wanneer de bestaande bedrijfsge
bouwen moeten worden vergroot of gemoderni
seerd. Het is een bekend feit, dat de econo
mische noodzaak om over te gaan tot het
verbeteren van bestaande of het stichten van
nieuwe bedrijfsgebouwen, op vele bedrijven
bestaat. Bij de huidige pachtprijsbeheersing kan
echter niet worden verwacht, dat de verpachter
deze investeringen bekostigt. In de praktijk zien
wij dan ook in veel gevallen, dat de pachter er
ten slotte toe overgaat de noodzakelijke inves
teringen in gebouwen voor eigen rekening te
doen. Het meest komt dit voor in de tuinbouw,
waar veel kassen worden geplaatst op gepachte
grond. Maar ook op de landbouwbedrijven is
het geen uitzondering meer wanneer kippenhok
ken, varkensstallen e.d. op gepachte grond
worden gebouwd.
Wanneer op een gepacht bedrijf de situatie
zodanig is, dat de pachter zich genoodzaakt
voelt om voor eigen rekening investeringen te
doen in gebouwen, gaat veel verloren van de
aantrekkelijkheid van het pachten. In de eerste
plaats omdat de mogelijkheid aanwezig is, dat
de pacht wordt beëindigd alvorens de betrokken
investering zijn economische waarde heeft ver
loren. Weliswaar bestaat de mogelijkheid van
financiële vergoeding van de kant van de ver
pachter of van een z.g. afbraakrecht, maar op
deze wijze kan het verlies van de gebruiks
waarde nooit ten volle worden gecompenseerd.
In de tweede plaats verkeert de pachter, die geld
wil lenen voor de financiering van investeringen
in gebouwen, in een veel ongunstiger positie dan
degene, die deze investeringen doet op eigen
grond. De bedoelde investeringen in gebouwen
vormen namelijk geen onderpand waarover de
66