Financieel overzicht De nieuwe staatslening In meer dan een opzicht vormde de positie van de schatkist in de eerste maand van het jaar het middelpunt, waaromheen zich de ontwikke ling op de geld- en kapitaalmarkt afspeelde. Enerzijds kromp het tegoed van het Rijk bij de Nederlandsche Bank door een samenloop van omstandigheden (overigens min of meer gebrui kelijk in januari) sterk in, anderzijds werd de nieuwe staatslening aangekondigd. Enkele dagen te voren was er een tender op schatkist papier met een relatief matig resultaat gehouden. Een rechtstreeks verband tussen dit laatste en het besluit tot het doen van een beroep op de kapitaalmarkt door de Staat behoeft niet te worden verondersteld, eenvoudig omdat deze leningoperatie reeds in de laatste Miljoenennota in het vooruitzicht was gesteld. De Rijksbegroting voor 1963 gaf, zoals men zich herinneren zal, een voorlopig op 940 mil joen geraamd tekort te zien, waarvan ongeveer 600 miljoen automatisch kan worden gedekt door de stortingen van de rijksfondsen op de z.g. voorinschrijfrekeningen. Alsdan resteert nog een saldo van ongeveer 340 miljoen, waar tegenover echter door aflossingen op staats leningen in totaal dit jaar, naar reeds in de Miljoenennota werd vastgesteld, ƒ450 miljoen op de kapitaalmarkt beschikbaar zal komen uit af lossingen op staatsleningen. Afgezien van de positie van de kapitaalmarkt in het algemeen, die nog steeds als zeer ruim kan worden aan gemerkt, blijkt derhalve, dat de nieuwe staats lening, waarvan het bedrag op 300 miljoen nominaal werd bepaald, nog aanzienlijk beneden het bedrag blijft, dat dit jaar alleen reeds uit aflopende staatsleningen vrijkomt. Bovendien ligt er ongetwijfeld veel spaarkapitaal braak, zowel bij particulieren als bij institutionele be leggers, dat wachtte op een goede gelegenheid voor belegging op langere termijn. In elk geval kon de aankondiging van een nieuwe staats lening op zichzelf wat het feit als zodanig betreft niet als een grote verrassing gelden. Alleen het tijdstip, waarop een leningoperatie vanwege het Rijk zou plaats vinden vormde tot nu toe een punt van onzekerheid. Zo gezien is het alleen maar een winstpunt, dat aan die onzekerheid nu een einde is gekomen. Het Rijk laat er als regel met zijn beroep op de kapitaalmarkt niet veel gras over groeien en geeft er blijkbaar de voor keur aan, de in een bepaald jaar aan te trekken kapitaalmarktmiddelen voor zover de omvang daarvan vaststaat zo vroeg mogelijk in het jaar op te nemen. Dat is in 1962 ook gebeurd met de uitgifte van de 4 lening 1962. Daartoe bestond toenmaals echter een extra aanleiding, gelegen in het doel van lening: het afromen van de kapitaalmarkt uit conjuncturele overwegingen, nl. door het binden van overtollig geachte liqui diteiten conjuncturele spanningen, uit hoofde van mogelijke bestedingen bij een volbezet produktie-apparaat en uitgeput arbeidsreservoir, te voorkomen. Dat de opbrengst van laatstbe doelde lening achteraf nodig is geweest, om het in september 1962 berekende verhoogde be grotingstekort te dekken, doet aan die oor spronkelijke opzet weinig af. Op het moment van de emissie was er immers een overvloed aan middelen, zij het ook dat men kan stellen, dat het ten slotte, gezien de verdere ontwikkeling in de loop van 1962, met het conjuncturele effect daarvan wel was meegevallen. Maar zulks dan op grond van het feit, dat de behoeften van het Rijk aanvankelijk waren onderschat. Zoals het nu is gegaan, bleven de bedoelde liquiditeiten in elk geval gereserveerd voor het Rijk. Ledige schatkist Wat nu de positie van de schatkist aangaat, deze staat in het begin van het jaar altijd onder druk. De grote belastingbetalingen zijn dan achter de rug, al komen er nog regelmatig flinke bedragen binnen, terwijl anderzijds als gevolg van de jaarultimo tamelijk omvangrijke be talingen moeten worden verricht. Daarbij komt dan vooral, dat op de 25e van de maand de driemaandelijkse uitbetaling van belastingen aan de lagere overheid moet geschieden, waarmee djtmaal naar raming niet minder dan 450 mil joen gemoeid is geweest. Toch kan deze laatste factor bezwaarlijk als oorzaak van de lening behoefte van het Rijk worden aangemerkt, niet alleen wegens de samenhang met het begro tingstekort, hierboven door ons geschetst, maar omdat juist die driemaandelijkse betaling een gedeflatteerde indruk van de schatkistpositie geeft. Als regel ziet men spoedig weer belang- 60

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 14