De aangesloten banken
Ook in 1961 kon onze organisatie zich ver
heugen in een energiek leven onder de aan
gesloten banken. Het uittreden van de Zuivel-
bank te Leeuwarden wierp weliswaar een scha
duw over het gezamenlijk streven van onze
leden, maar het gevoel van saamhorigheid
onzer banken heeft door dit uittreden niet ge
leden.
De intensiteit, waarmede de banken hun
werkgebied bewerken en waarmede zij trachten
aan de wensen van hun cliënten tegemoet te
komen, was in het afgelopen jaar zo mogelijk
nog groter dan in 1961. Wij zijn er ons van
bewust, dat bestuurders en personeel van onze
banken daarvoor veel dank verschuldigd is.
Door fusies werd het aantal banken iets
kleiner, doch er was een grote stijging van het
aantal vestigingen. Er zijn thans 697 banken bij
de Centrale Bank aangesloten, met in totaal
980 vaste vestigingen en circa 250 zittings
adressen. Hieruit blijkt de grote expansie van
onze banken. Elders in dit nummer krijgt de
formidabele nieuwbouwactiviteit van de banken
de aandacht.
De groei en uitbouw van de aangesloten
banken is zeer verblijdend, maar brengt na
tuurlijk ook de nodige zorgen mee. Hoewel het
waar is, dat de kost voor de baat uit gaat,
zullen de besturen ook in de „groeiperiode
zoveel mogelijk op een goede rentabiliteit moe
ten aansturen. De Centrale Bank kon op dit
punt dikwijls als raadgever optreden, want ver
sterking der reserves blijft onveranderd ge
boden. De personeelsvoorziening plaatste de
banken nog wel eens voor moeilijkheden. Vooral
nu, terecht, meer en meer de nadruk op een
goede scholing en het bezit van vakbekwaam
heid wordt gelegd. Vele banken gingen, daartoe
door de Centrale Bank geadviseerd, tot mecha
nisering van hun administratie over.
Vermeld moet verder worden, dat 65 van de
aangesloten banken als lid tot de Bond voor
den Geld- en Effectenhandel in de Provincie
toetraden, terwijl van een aantal banken de aan
vraag om toetreding nog in behandeling is. Ook
gingen in 1962 een aantal banken over tot het
verlenen van assurantiebemiddeling. De belang
stelling voor deze voor ons nieuwe tak van
bankservice is nog steeds stijgende. Ten slotte
moet hier gememoreerd worden, dat tal van
banken lofwaardige initiatieven ontplooiden op
het gebied van de propaganda en het bevor
deren van de „public relations".
Toestroming van spaargelden
Hoewel het er aanvankelijk naar uitzag, dat
het spaaroverschot in 1962 net iets lager zou
worden dan dat van het recordjaar 1961, blijkt
uit de juist voor het ter perse gaan van dit
nummer ontvangen gegevens, dat het spaar-
resultaat van 1962 nog groter is geweest dan
in het jaar daarvoor. Het inlagenoverschot be
draagt in 1962 het ongekend hoge bedrag van
circa 285,0 miljoen (vorig jaar 281,1 miljoen).
Deze zeer hoge aanwas van de spaargelden
stemt ons dankbaar en moge vooral de aange
sloten banken reden tot voldoening geven.
In het algemeen kunnen wij zeggen, dat het
spaarklimaat in 1962 nog iets gunstiger was dan
in 1961, gezien de resultaten bij de andere
spaarinstellingen. De minder gunstige toestand
in enkele sectoren van de landbouw is waar
schijnlijk de oorzaak, dat de aanwas in onze
organisatie toch iets minder sterk is geweest
dan de groei bij de andere spaarinstellingen.
Opmerkelijk is, dat in de laatste maanden van
het jaar bij onze banken de spaaroverschotten
weer sterker gestegen zijn. Het totale bedrag
van de spaargelden bij onze banken beliep per
ultimo december circa 3.307,0 miljoen. De on
rust op spaargebied, die wij in 1960 en 1961 ten
gevolge van de activiteiten van de handels
banken moesten constateren, is in 1962 geluk
kig nagenoeg verdwenen. Toch blijft de con
currentie in het algemeen scherp en onze
banken zullen op spaargebied bij voortduring
waakzaam moeten zijn. Speciaal de bijzondere
spaarregelingen en de in dit jaar te verwachten
algemene spaarregeling verdienen de volle aan
dacht.
De creditsaldi in lopende rekening beliepen
eind 1962 circa f 419,0 miljoen, hetgeen een
stijging betekent van 23,1 miljoen (vorig jaar
23,7 miljoen). Deze stijging komt grotendeels
voor rekening van de maanden oktober en
3