wordt meestal het postrekeningnummer vermeld en
daaronder de naam van de bankrelatie, dikwijls in
uitgebreide vorm, b.v. „Amsterdamsche Bank N.V.
Bijkantoor Amstelveenseweg Amsterdam". Een ieder
begrijpt dat een rekeninghouder van een bank, bezig
zijnde opdrachtformulieren voor zijn bank in te vul
len, de neiging zal hebben het korte postrekening
nummer in te vullen i.p.v. het lange bankverhaal.
Gevolg: weer een postgiro, terwijl toch zowel de
schuldenaar als degene aan wie het bedrag verschul
digd is, beiden een bankrekening hebben, zodat een
bankgiro meer voor de hand zou gelegen hebben.
Hoewel de propaganda voor het bankgiroverkeer
landelijk en plaatselijk steeds de volle aandacht moet
hebben op de oude beproefde wijzen (zoals daar zijn:
cliënten verzoeken de bank van begunstigde op het
opdrachtformulier te vermelden en samenwerking van
plaatselijke banken vooral in kleinere plaatsen
uiteraard tot het elkaar toespelen van bankgiro's),
lijkt mij nu de mogelijkheid geschapen om drastisch
op een omwenteling aan te sturen tegenover het thans
gebruikelijke uitgebreide postgiroverkeer.
Indien van de zijde der banken, landelijk (en plaat
selijk) het volgende gepropageerd zou worden:
„Aan iedere bankrekeninghouder wordt verzocht
voortaan op briefpapier en facturen (e.d.) bij de
naam der bankrelatie zijn èanèrekeningnummer te
vermelden. Dit bankrekeningnummer moet als volgt
worden samengesteld: eerst het codenummer der
bank, daarna een liggend streepje, gevolgd door
het nummer der onderhouden rekening-courant. Als
voorbeeld diene een relatie van onze bank, welke
rekening-courant (lopende rekening) in onze boeken
voorkomt onder no. 293. Zijn bankrekeningnummer
wordt dan 13233-293. Bij relaties, welke slechts één
bankrelatie hebben, kan de naam der bank geheel
worden weggelaten, zodat op de factuur etc. de
volgende aanduiding verschijnt:
Postrekening 123456
Bankrekening 13233-293.
U ziet het gevolg: bij het uitschrijven der bank
giroformulieren behoeft de cliënt nu ook maar een
(meestal) klein nummer te vermelden."
Resumerende kom ik naar mijn mening tot de vol
gende voordelen:
le. de cliënt is spoediger geneigd nu inderdaad het
bankrekeningnummer te vermelden, zeker als dit
aan hem verzocht is door zijn eigen bank;
2e. het bankkantoor, welke de desbetreffende bank
giro dient uit te voeren, behoeft de desbetref
fende code niet uit te zoeken;
3e. het ontvangende bankkantoor behoeft de giro
slip niet naar cliënt te coderen, deze bank vindt
de desbetreffende giroslip reeds op rekening
nummer gecodeerd. (Dat er uiteraard controle bij
de ontvangende bank plaatsvindt op naam en
nummer, spreekt voor zichzelf). Doch bij dubbele
namen etc. is de aanduiding van het rekening
nummer op de giroslip zeer preventief ter voor
koming van onjuiste boekingen met alle ellende
daar dikwijls aan verbonden.
Slechts zijdelings hiermede verband houdende acht
ik het volgende nog geweenst:
leder bijkantoor, agentschap of hoe men het ver
der ook mag noemen, moet een eigen codenummer
hebben en niet, zoals mij bij de inzage van het code
boek is opgevallen, dat verschillende bijkantoren of
agentschappen hetzelfde codenummer hebben als hun
hoofdkantoor. De nadelige gevolgen van eenzelfde
codering springen direct in het oog:
le. de ontvangende partij weet nooit zeker van welk
bankkantoor de giro oorspronkelijk afkomstig is.
Toch,kan deze wetenschap bij eventueel telefonisch
overleg of correspondentie zeer arbeidsbespa
rend werken. In het m.i. onjuiste systeem zal het
hoofdkantoor menigmaal een telefoontje of briefje
ontvangen, terwijl het voor de vlotte gang van
zaken veel beter geweest was indien dat telefoon
tje rechtstreeks door het oorspronkelijk afgevende
kantoor was ontvangen. Dit bezwaar kan op an-
deze wijze worden ondervangen: indien n.1. op
de giroslips de volledige naam en adres van de
afgevende bank wordt gedrukt (vermelding van
kengetal en telefoonnummer is zelfs gewenst).
2e.. het belangrijkste bezwaar is echter, dat het ont
vangende hoofdkantoor toch weer extra werk
krijgt, doordat dat bankkantoor weer goed moet
uitkijken naar welk bijkantoor of agentschap dat
bedrag dient te worden dóór-vergoed. Indien de
codenummers naar ieder kantoor afzonderlijk wa
ren toegewezen, dan was dit voorkomen: dan
toch kan men aan het nummer zien naar welk
kantoor het bedrag gedirigeeerd moet worden.
Ook dit voorkomt tijdverspilling en onjuiste boe
kingen door het plaatselijke hoofdkantoor.
Na enig overleg met enkele collega's van de z.g.
„grootbanken" is mij gebleken dat bovenstaande over
wegingen ook daar leven en dat bij minstens één
„grootbank" ook gestreefd wordt naar wijziging in de
plaatselijke codering. Dit zou een herdruk van het
codeboek tot gevolg hebben. Nu echter zo ingrijpend
het systeem gewijzigd wordt, acht ik dit altijd nog
beter dan op „halve wijze" nu iets doorvoeren, ter
wijl de mogelijkheid (wellicht de pure noodzakelijk
heid) straks zal blijken te bestaan om alsnog dergelijke
stappen te ondernemen. Beter ten halve gekeerd dan
ten hele gedwaald.
Ik besef ten volle dat ik geen alléénweter ben, doch
wellicht heb ik met deze gedachte een discussie in
onze eigen organisatie op gang gebracht, waarvan de
eventuele gevolgen van grote invloed zouden kunnen
zijn op de verbreiding van het bankgiroverkeer.
Is het overigens gewenst en in de volgende herdruk
van de „Adressenlijst der aangesloten banken" bij de
desbetreffende kantoren het corresponderende code-
501