Hongarije, land voor paardenliefhebbers Een bezoek aan Hongarije laat ons kennis maken met een land, waar de agrarische ge meenschap, veel minder dan bij ons het geval is, in de rest van het land is opgenomen en dus een eigen plaats heeft weten te behou den. Hiervan is de keerzijde, dat lang niet zoveel kapitaal in de landbouw is geïnves teerd. Hoge gebergten in het noorden van Hongarije beschermen het land tegen koude noorden- en oostenwinden; in de laagvlakte van het zuidelijk deel hebben de warme zuidenwinden vrij spel. Door deze situatie vertoont het klimaat een meer zuidelijk ka rakter dan men naar de geografische ligging zou verwachten en is het landklimaat beslist mild te noemen. Weliswaar treden er vaak hevige temperatuurverschillen op en valt de sneeuw reeds in september op de nog op het veld staande haver, terwijl enige tientallen kilometers verder de edelste wijn gedijt; weliswaar kan de ochtendkoude van 4° C. 's middags oplopen tot meer dan 30° C., toch schijnt dit niet ongunstig te zijn voor de landbouw, waar meer dan de helft van de bevolking zijn bestaan in vindt. Om te beginnen immers zien wij langs de zonnige hellingen van de bergen de wijn- druivencultuur, met als centra Tokay, we reldberoemd om zijn rode wijn, en het mooie historische stadje Eger. Begin oktober was de druivenpluk in volle gang. De trossen zijn klein, maar de vruchten zijn sappig en honingzoet. De wijn wordt opgeslagen in kelders, die veelal eeuwen oud zijn. Ook pruimen stonden klaar voor transport, de laatste jaren meer en meer exportartikel, evenals granen. In sommige streken kan tweemaal per jaar geoogst worden. Dit oog sten geschiedt op in onze ogen ouderwetse wijze. De landbouwmachine was er nog niet doorgedrongen; de menselijke arbeidskracht is goedkoop, evenals het paard. Aardig om te zien zijn de boerderijen, die een overdekte galerij hebben langs de lange zijde, waar dikke rijen gele maïskolven hangen onder het overhangende dak en groene watermeloenen opgeslagen liggen. Deze groeien in de warme zandgrond en wegen per stuk meer dan tien kilo. Op en om de boerenerven zagen wij ganzen, soms in kleine groepjes, soms met honderden tegelijk. Tijdens hun leven leveren zij ganzendons, na hun dood de bekende ganzenlever, een luxueuze lekkernij in blik. In onze vogelvlucht over de agrarische aspecten van het land zijn we nu beland bij de veeteelt. Helaas was de door ons bezochte streek, honderd a honderdvijftig kilometer ten oosten van Budapest, tamelijk veearm. In andere delen komen echter wel uitge strekte weidegebieden voor. De veestapel dient voornamelijk voor de slacht; de pro- duktie van zuivelartikelen heeft een onder geschikte betekenis. Varkens komen in de eerste plaats; ten tweede rundvee. Voorts schapen en paarden. Hiermede zijn wij bij het eigenlijke doel van onze reis beland: de paardenfokkerij, die in Hongarije nog altijd een belangrijke plaats inneemt, hoewel de produktie van paarden achteruit gaat in verband met de toenemende mechanisatie in Europa. In 1938 werden 814.000 paarden gefokt; in 1948 nog 657.136 en in 1954 nog maar 580.000. Speciaal enige Hongaarse halfbloed-stoe terijen werden door ons bezocht. Dit be hoorde werkelijk tot de hoogtepunten van de reis. Wie heeft niet gehoord van de be roemde Lippizaners, die hier hun oorsprong vonden; de kudden, die in het vrije veld leven; de cziko's (paardenknechten) in hun typische uniform: blauwe jas, zwart leren vest, brede hoed en 's winters gehuld in een schapenvacht; de ruiters, die door de puszta galopperen? Tradities van eeuwen her, voel baar op de stoeterijen, in de opleiding tot rui ter en in de ter inzage liggende stamboeken. Een goede relatie van de redactie, die enthousiast de ruitersport beoefent, heeft onlangs een bezoek gebracht aan Hongarije. Het onderstaande artikel geeft enkele indrukken van dit bezoek, die wij met genoegen aan onze lezers doorgeven. 453

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 39