Vraag en antwoord Bestaat er bezwaar tegen het vestigen van hypotheek op een onroerend goed, dat inder tijd door een stichting is verkocht aan de heer Wwaarbij de stichting het recht heeft bedongen bij eventuele verkoop door de heer W. een recht van voorkeur te hebbenKun nen voor onze bank als hypotheekhoudster moeilijkheden uit dit beding voortvloeien, ingeval wij als gevolg van onvoldoende af lossing of achterstallige rente genoodzaakt zouden zijn het verbonden onroerend goed uit te winnen [n principe kan het beding, waarbij de stichting zich een voorkeursrecht van koop heeft verworven, de rechten van een even tuele eerste hypotheekhouder, ook dat van eigenmachtige verkoop ingevolge artikel 1223 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet aan tasten. Een dergelijk beding bezit nl. geen zakelijke werking, d.w.z. dat het alleen tus sen de contracterende partijen (de stichting en W.) van kracht is, en niet tegenover der den zoals een hypotheekhouder. Zakelijke werking wordt immers slechts toegekend aan zakelijke rechten, tenzij uitdrukkelijk in de wet aan contractuele rechten zakelijke wer king wordt toegekend (zoals bijvoorbeeld met betrekking tot huur- en pachtovereenkom sten). Bij het onderhavige optiebeding is zulks evenwel niet het geval. Daarom is de hypotheekhouder op zichzelf bevoegd om het goed aan derden te (doen) verkopen zonder het gemaakte beding in acht te nemen. Echter moet nog tweeërlei worden bedacht. In de eerste plaats, dat in geval van uit winning van het bezwaarde goed door mid del van openbare verkoop als bedoeld in artikel 1223 B.W., de hypotheekhouder geen moeilijkheden zal ondervinden, maar de heer W. wèl. In de notariële koop- en leverings akte is nl. ook een boetebeding opgenomen, hetwelk de heer W. tot betaling van 10.000,— verplicht, o.a. wanneer hij de stichting niet in de gelegenheid stelt om van haar voorkeursrecht gebruik te maken (het geen zich bij openbare verkoop zou voordoen). Dit boetebeding blijft tussen de betrokkenen ten volle zijn kracht behouden. Wenst de heer W. hypotheek te verlenen op zijn goed, dan zal hij derhalve het risico om in geval van uitwinning der hypotheek de zojuist ge noemde boete schuldig te worden „op de koop toe" moeten nemen. Het tweede punt is van belang voor uw bank. Ingevolge de artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlijk Wetboek zou de stichting, wanneer zij niet van haar voorkeursrecht ge bruik kan maken doordat executoriale ver koop plaatsvindt, de gehele koopovereen komst met de heerW. kunnen doen ontbinden door de rechter. Dit is een ontbinding met terugwerkende kracht, hetgeen wil zeggen, dat alsdan de heer W. geacht wordt nimmer de eigendom van het goed te hebben ver kregen. Zulks zou impliceren dat dan ook de heer W. is geschied, waarmee uw bank met lege handen zou komen te staan. De enige remedie tegen dit gebrek is, dat de partijen, de stichting en de heer W., als nog overeengekomen, dat het recht om ont binding te vorderen op grond van de arti kelen 1302 en 1303 B.W. voor hen zal zijn uitgesloten (hetgeen zij in de onderhavige akte niet hebben gedaan). Alleen indien par tijen een dergelijk uitsluitingsbeding maken achten wij hypotheekvestiging ten behoeve van uw bank ten volle verantwoord. Ter gelegenheid van de wijziging van onze banknaam moet een notariële akte van sta tutenwijziging worden opgemaakt. Is het nodig dat in de naam van raiffeisenbanken, die zijn opgericht vóór de inwerkingtreding van de huidige wet op de Coöperatieve Ver enigingen, de letters W.A. worden aange bracht, wanneer de statuten van dergelijke banken worden gewijzigd? Ook bij sommige notarissen die de akte van statutenwijziging verlijden) blijkt onzekerheid op dit punt te bestaan. Het voorschrift, dat de letters W.A. (of VRAAG: ANTWOORD: hypotheekvestiging onbevoegdelijk door de VRAAG: ANTWOORD: 445

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 31