2. Het gardeniersprobleem is weliswaar
bezig zichzelf op te lossen, doordat een
groot aantal kleinere bedrijven geruisloos
verdwijnt. Toch zal er een vrij grote groep
kleine landgebruikers overblijven, die als
landbouwer geen voldoende brede be
staansbasis zullen hebben. Van deze groep
is ongetwijfeld een gedeelte in staat het
bedrijf naar tuinbouw om te schakelen.
Vooral in de gemeente Barradeel is deze
tendens duidelijk waarneembaar.
3. De achteruitgang van het aantal inwon-
ners, vooral in de Kleibouwstreek is ver
ontrustend. Uitbreiding van de tuinbouw
zal deze ontwikkeling zo niet tot staan
brengen dan toch wel kunnen afremmen.
4. Zoals eerder genoemd, zijn de grond en
het klimaat in verschillende delen van de
provincie geschikt voor de tuinbouw.
Voor de groenteteelt zijn er geen factoren
aan te wijzen, waardoor aan Friesland de
voorkeur zou moeten worden gegeven
boven andere gebieden. Integendeel. Het
is wat kouder en daardoor later. Dit is in
het algemeen minder gunstig, maar levert
beslist niet zo'n grote achterstand op, dat
de groenteteelt daardoor ontraden moet
worden.
Voor de fruitteelt en de bollenteelt geeft
het wat later zijn beslist voordelen (min
der nachtvorst tijdens de bloei).
Het nieuwe bedrijf
Een belangrijk aspect hierbij is de finan
ciering. Voor de oorlog was het vrij gemak
kelijk om tuinder te worden. Een flinke
arbeider, tuinders- of boerenzoon, die het
geluk had een stukje land te kunnen kopen
of pachten en verder een schop en een schof
fel kon aanschaffen, kon zelfstandig tuinder
worden. Door hard te werken, zuinig te leven
en de winst te gebruiken voor het aanschaffen
van glas, groeide het bedrijf langzaam maar
zeker. Deze groei werd aanmerkelijk versneld
wanneer de tuinder het aandurfde een voor
schot bij de boerenleenbank op te nemen en
wanneer hij dit op een verstandige wijze aan
wendde. Het overgrote deel van de Neder
landse groenteteeltbedrijven is op deze manier
ontstaan en groot geworden.
In de bollenteelt is een soortgelijke ont
wikkeling waar te nemen, terwijl de fruitteelt
overwegend is ontstaan uit en in het land
bouwbedrijf. Na de laatste wereldoorlog zijn
de investeringen echter zo hoog, dat het haast
niet meer denkbaar is om, zonder over vol
doende eigen grond of vreemd vermogen te
kunnen beschikken, een bedrijf te stichten.
De investeringen per arbeidskracht zijn in
de tuinbouw even hoog als in de middelgrote
industrie en bedragen in het glasbedrijf
50.000,tot 75.000,per man, afhan
kelijk van de mate, waarin wordt verwarmd.
De vermogensbehoefte is voor elke sector
terug te vinden. Bij een goede bedrijfsvoering
en bij een verantwoorde financiering is de
tuinder in staat aan zijn verplichtingen te
voldoen en het bedrijf rendabel te maken.
Uit de berekeningen van het L.E.I. over de
rentabiliteit in de tuinbouw blijkt, dat de
gemiddelde rentabiliteit over de periode
Ir. Van den Hoek tijdens zijn inleiding.
442