bron" bestaande uit zelffinanciering en kre diet van derden (3). De beschouwingen uit de studie kunnen cijfermatig in de volgende tabel worden samengevat. TABEL 2 Dekking van de toegenomen financierings behoefte Toegenomen finan cieringsbehoefte Voorziening door middel van: 1. afschrijvingen 2. landbouwkrediet- banken a. toeneming voorschotten 530 640 600 790 246 248 253 255 52 106 121 144 b. toeneming rekening-cou rantkredieten 3 25 44 31 3. zelffinanciering en krediet van derden 229 261 182 360 Afschrijvingen De door afschrijvingen ter beschikking ge komen bedragen zijn gelijk aan de verwach tingen, die de Commissie Landbouwkrediet daaromtrent had als gemiddelde over de gehele periode van 1958-1968, namelijk 250 miljoen. Met betrekking tot de samen stelling was er echter wel weer een verschil. De afschrijvingen op dode inventaris bleven beneden de raming van de Commissie Land bouwkrediet, die op de gebouwen lagen daarentegen boven de raming. De landbouwkredictbanken De kredietverlening aan individuele land en tuinbouwbedrijven vertoont een opmerke lijke groei. De prognose van de Commissie Landbouwkrediet van gemiddeld 100 mil joen per jaar is door de feitelijke ontwikke ling ruimschoots overtroffen. Het feitelijke gemiddelde lag voor de jaren 1958 t/m 1961 op 132 miljoen en voor de periode 1959 t/m 1961 zelfs op 157 miljoen. De toeneming van de Vredietverlening aan de individuele land- en tuinbouwbedrijven vond plaats zowel in de vorn van voorschot ten als in de vorm van rek°ning-courant- kredieten. De Commissie Landbouwkrediet had voor het rekening-courantkrcdiet in het geheel geen toeneming in haar prognose op genomen. De ontwikkeling van de kredietverlening kan ook worden geplaatst tegen de achter grond van de omvang van de toegenomen financieringsbehoeften. Dit wordt weerge geven in tabel 3. Het aandeel van de landbouwkredietban- ken in de toegenomen financieringsbehoeften van individuele land- en tuinbouwbedrijven (in miljoenen guldens) 1958 1959 1960 1961 530,- 640,- 600,- 790,- 55,- 131,— 165,— 175, 10 20 °/o 27,5 22 Uit deze cijfers blijkt, dat de bijdrage van de landbouwkredietbanken in de voorziening in de nieuwe financieringsbehoeften van de land- en tuinbouwbedrijven van niet geringe omvang is. In het rapport van de Commissie Landbouwkrediet wordt berekend, dat het aandeel van de raiffeisenbanken/boerenleen- banken in de totale landbouwfinanciering ultimo 1957 rond 5 bedroeg. De ontwik keling van de laatste jaren laat zien, dat dit percentage snel stijgende is. In de studie wordt deze belangrijke ont wikkeling niet verder verklaard. Onvoldoen de gegevens over het aandeel van andere kredietgevers verhinderen het maken van een exacte analyse. Toch ligt het eigenlijk voor de hand te veronderstellen, dat hier niet uit sluitend gesproken mag worden van een schuldoverneming door de raffeisenbanken/ boerenleenbanken van leningen, die andere 1958 1959 1960 1961 TABEL 3 S c <u d G G i G co G 'u O <v M T, V Tï c U 3 D tu 2 ;s 403

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 31