Boerenleenbank en landbouw 1958-1961
Onze lezers zullen zich herinneren, dat de
kredietverlening in land- en tuinbouw enkele
jaren geleden grondig is belicht door een
voorname commissie, de Commissie Land
bouwkrediet. Het werk van de commissie be
perkte zich niet alleen tot een inventarisatie
van hetgeen er was en hoe het liep, ook werd
een raming gemaakt van hetgeen in de toe
komst tot 1967 nodig zou zijn. De
commissie plaatste zich in het bijzonder voor
de vraag, of tegenover de te verwachten
financieringsbehoeften wel een voldoende
aanbod van middelen zou staan. Deze prog
nose van vraag en aanbod van middelen en
de realisatie daarvan in de eerste vier jaren,
vormden nu het onderwerp van een aparte
studie, die door de beide centrale banken
onder de titel „Boerenleenbank en landbouw
1958-1961" wordt uitgegeven. Enkele hoofd
punten uit deze studie mogen wij hier naar
voren brengen.
De financieringsbehoefte
De Commissie Landbouwkrediet verwacht
te voor de periode 1958 tot 1968 een gemid
delde toeneming van de behoefte aan finan
cieringsmiddelen van rond 590 miljoen per
jaar.
In de jaren 1958 tot en met 1961 kwam de
feitelijke toeneming bij benadering uit op
640 miljoen per jaar. De prognose was dus
iets te laag gesteld. Naar onderdelen van de
prognose kwamen er tamelijk grote ver
schillen aan het licht, zoals uit tabel 1 blijkt.
Voor de bepaling van de feitelijke finan
cieringsbehoefte uit hoofde van generatie
wisseling waren onvoldoende gegevens be
schikbaar. Het bedrag is daarom gelijk ge
houden aan dat van de prognose, namelijk
100 miljoen.
Het grote verschil in post „overige inves
teringen" moet worden verklaard uit een
veel sterkere uitbreiding van de veestapel
dan door de commissie was geraamd. Hier
voor worden twee oorzaken aangewezen. In
de eerste plaats is door het programma van
tuberculosebestrijding in de jaren 1950 tot en
met 1955, de basis waarop de commissie haar
raming heeft gemaakt, niet zuiver geweest.
In het kader van dat programma werd veel
vee afgevoerd, zodat de groei van de vee
stapel in de basisjaren abnormaal gering is
geweest. De prognose werd hierdoor te laag
gesteld. Een tweede oorzaak ligt in het toe
genomen gebruik van melkmachines in de
laatste jaren. Daar deze machines meer ren
dabel worden bij een grotere veestapel, heeft
deze ontwikkeling tevens geleid tot uitbrei
ding van het aantal stuks rundvee.
TABEL 1
Jaarlijkse toeneming van de financierings
behoefte (in miljoenen guldens)
Grond, gebouwen en
plantopstanden
Dode inventaris
Overige investeringen,
waaronder veestapel
en voorraden
Generatiewisseling
Bedrijfsvergroting
150
250
30
100
60
590
190
195
135
100
20
"640
De financieringsbehoefte uit hoofde van
bedrijfsvergroting is opvallend lager geweest
dan was geraamd. De oorzaak hiervan moet
worden gezocht in het feit, dat de commissie
een maximumraming heeft opgesteld van het
aantal gevallen van bedrijfoverneming. Er
zijn aanwijzingen, dat dit maximum in de
praktijk niet wordt gehaald.
De voorziening in de toegenomen
financieringsbehoefte
In de studie worden uitvoerige beschou
wingen gegeven over de wijze, waarop in de
toegenomen behoefte van financieringsmid
delen in de afgelopen jaren werd voorzien.
Hierbij wordt een drietal financieringsbron
nen onderscheiden, te weten: afschrijvingen
(1), landbouwkredietbanken (2) en een „rest-
Een studie naar aanleiding van het rapport van de Commissie Landbouwkrediet
Raming
Commissie Feitelijk
Landbouw- gemiddelde
krediet 19581948
402