Kroniek van land- en tuinbouw
De Memorie van Toelichting op het hoofd
stuk Landbouw en Visserij van de Rijksbe
groting vormt telkenjare weer een belang
wekkende bijdrage tot de discussie omtrent
het te voeren landbouwbeleid. In onze parle
mentaire democratie is de regering ten aan
zien van het te voeren regeringsbeleid immers
verantwoording schuldig jegens de volks
vertegenwoordiging, die, door de vaststelling
van de begrotingen, aan elk van de onder
delen van dit regeringsbeleid goedkeuring
hecht. In het door de minister van Landbouw
opgestelde stuk ontvouwt deze bewindsman
zijn plannen en vraagt hij toestemming de
voor de realisering van het beleid benodigde
gelden te mogen aanwenden. Zo worden ook
nu, ten behoeve van de activiteiten van het
ministerie van Landbouw voor het dienst
jaar 1963, gelden gevraagd tot een totaal
bedrag van 576.900.000,Hiervan wordt
215.000.000,afgedragen aan het Land-
bouw-Egalisatie-Fonds, dat ook nog inkom
sten verkrijgt uit heffingen op granen, welk
Fonds ten behoeve van markt- en prijsrege
lingen in 1963 een bedrag van 345.900.000,-
zal uitkeren.
Hoewel ook deze nieuwe Memorie van
Toelichting weer aangeeft op welke wijze de
minister in 1963 inhoud zal geven aan het
landbouwbeleid, bevat het stuk toch betrek
kelijk weinig nieuws. Dit is niet verwonder
lijk. In de eerste plaats toch wordt het accent
van het landbouwbeleid steeds meer verlegd
naar de E.E.G., waardoor de ruimte en
mogelijkheid voor een nationaal markt- en
prijsbeleid beperkt wordt. In de tweede plaats
is na de oorlog de praktijk ontstaan en we
beschouwen dat als een goede gewoonte
dat het te voeren landbouwbeleid nader
wordt uitgestippeld en geconcretiseerd in
gezamenlijk overleg tussen minister en ge
organiseerde landbouw. Waar dit overleg
nauwelijks op gang is gekomen en nadere
beslissingen nog moeten worden voorbereid,
kon de minister daarover ook nog geen mede
deling doen aan het parlement.
Versterking concurrentiekracht
Wat betreft de toenemende invloed van
de E.E.G. op de nationale beslissingen wijst
de Memorie van Toelichting er op, dat de
snelle ontwikkeling bij de totstandkoming
van het gemeenschappelijke landbouwbeleid
reeds tot een gedeeltelijke omschakeling van
het nationale markt- en prijsbeleid in de
landbouw heeft geleid. Ook overigens nood
zaakt de tot standkoming van de gemeen
schappelijke markt voor landbouwprodukten
tot een heroriëntatie van de Nederlandse
landbouw. De toekomstige positie van onze
agrarische bedrijfstak zal in toenemende
mate afhangen van de concurrentiekracht die
wij op kunnen brengen. Op de gemeenschap
pelijke markt zal de Nederlandse land- en
tuinbouw moeten en kunnen concurreren met
de collega's in de andere landen. Daarom zal
meer dan ooit aandacht moeten worden be
steed aan de versterking van onze concur
rentiepositie, mede door een verbetering van
de interne en externe produktieomstandig-
heden. „Het agrarische bedrijfsleven staat
thans voor de taak, verhoging van produk-
tiviteit en kwaliteit tot stand te brengen. De
regering zal dit streven krachtig steunen, o.a.
door verbetering van de produktie-omstan-
digheden". Aldus H.M. de Koningin in de
Troonrede.
Het is verheugend, dat de overheid bereid
is bij de versterking van de concurrentie
kracht de helpende hand te bieden. En dit
dan met name door aan onderwijs, onderzoek
en voorlichting en ook aan de cultuurtech
nische werken extra aandacht te besteden.
De uitgaven voor onderwijs, onderzoek en
accent landbouwbeleid verlegd naar E.E.G.;
regering biedt helpende hand bij versterking concurrentiekracht:
prijsbeleid 1962/63 zal meer ruimte moeten bieden
rentabiliteitsberekeningen in plaats van kostprijzen:
gemengd bedrijf verkeert in noodsituatie;
ontwikkeling tuinbouw afgeremd door beperking kassenbouw.
384