en 150 bedrijven in pacht, waarvan 109 be stemd voor akkerbouw (4080 ha) en 41 voor het gemengde bedrijf met 76 of 3/e gedeelte grasland, tot een gezamenlijke grootte van ruim 1200 ha. De bedrijven, die in grootte zullen variëren van 17 ha tot 55 ha, betreffen kavels, die reeds enige jaren door de directie van de Wieringermeer zijn ge ëxploiteerd en gedraineerd ter beschikking zullen worden gesteld. De 150 pachtbedrijven worden uitgegeven voor de tijd van 12 jaar, de 50 erfpachtbe- drijven in altijd durende erfpacht, terwijl de jaarlijkse pachtprijzen voor de grond in beide gevallen zullen variëren van 200,tot 215,per ha. Voor de bedrijfsgebouwen betalen de pach ters een jaarlijkse som, die afhankelijk is van de grootte van het bedrijf en varieert van 100,per ha voor de kleinere bedrijven tot 50,voor de grotere, naast 1.250,per jaar voor de woning. De erfpachters zullen deze gebouwen zelf moeten stichten. Voor de sluitingsdatum, 5 augustus 1962, hebben zich voor deze 200 bedrijven reeds meer dan 3000 gegadigden gemeld. Naar mag worden aangenomen zal voor de toe wijzing de vakbekwaamheid van de aan vrager een belangrijke rol spelen, alsmede andere factoren, bijvoorbeeld de omstandig heid, dat de aanvrager zijn voormalig bedrijf zag opgeofferd aan werken van algemeen belang, zoals stadsuitbreiding, wegaanleg, ruilverkaveling e.d. Teneinde de bedrijven op moderne en rationele wijze te kunnen exploiteren worden financiële eisen gesteld. Naar het oordeel van de genoemde directie is zowel voor de pach ters als voor de erfpachters voor een akker bouwbedrijf ten minste een bedrag van 2.000,per ha nodig en voor een gemengd bedrijf ten minste 2.300,per ha. De erf pachters zullen buitendien voor het stichten van de opstallen ten minste moeten kunnen beschikken over 1.000,per ha voor het bedrijfsgebouw en 30.000,voor een woning. Aan gegadigden, die niet geheel uit eigen middelen aan de gestelde eisen kunnen vol- doen, is het toegestaan gelden van derden op te nemen onder bepaalde voorwaarden. Door de Coöperatieve Raiffeisenbank „Oostelijk Flevoland" W.A. te Dronten zijn verschillende maatregelen getroffen om de financiering mogelijk te maken, eventueel ge bruik makend van de garantiemogelijkheid van het Raiffeisengarantiefonds en zo nodig met de hulp van bijzondere fondsen, waar onder het „Borgstellingsfonds voor de Land bouw". In een van onze vorige uitgaven is reeds melding gemaakt, dat de Regering niet het voornemen heeft een voorstel in te dienen tot verlenging van de wet Vervreemding Landbouwgronden. De Tweede Kamer heeft na ampele discussie dit voornemen over genomen. Hoewel de Eerste Kamer zich nog moet uitspreken over het voorkeursrecht van de pachter, kan worden aangenomen, dat de wet per 1 januari 1963 gaat verdwijnen. Dit impliceert, dat de toetsing van de prijzen van agrarische gronden door de grondkamers achterwege zal blijven en dat de prijs alleen zal worden bepaald door de resultante van vraag en aanbod. Voor de kredietverlening is het wegvallen van deze wet niet zonder gevolgen. De waar dering van land- en tuinbouwgronden met of zonder opstanden geschiedde op basis van de richtlijnen, welke door de grondkamers werden gehanteerd en laatstelijk waren vast gesteld bij Koninklijk Besluit van 29 maart 1960. Wanneer deze richtlijnen niet langer gelden zal een andere basis gezocht dienen te worden. Een ander gevolg van het verdwijnen van de wet betreft de positie van de pachter. De verdwijnende wet bevatte onder meer regels over het voorkeursrecht. Dit voorkeursrecht blijft gehandhaafd, maar wordt nu geregeld in de Pachtwet. Onze banken zullen zich moeten beraden over deze ontwikkeling, waarbij ter algemene voorlichting een nadere beschouwing wordt gegeven in een afzonderlijk artikel. 334 VERVREEMDING LANDBOUWGRONDEN

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 8