de spaarpremie aan iedereen gegeven moet worden of alleen aan personen met een in komen beneden een bepaalde grens. Tijdens de behandeling van het ontwerp-advies in de S.E.R. bleek ook hier geen eenstemmig heid te bestaan. Bij het leggen van een in- komengrens zijn aan de controle wellicht hoge administratieve kosten verbonden, ter wijl, indien er geen inkomengrens zou wor den gesteld, deze regeling niet beantwoordt aan de eigenlijke bedoelingen om bij de minst draagkrachtigen het sparen te stimu leren. In verband met deze eigenlijke bedoeling van de wet werd door het merendeel der leden van de raad gedacht aan de welstand- grens als inkomengrens voor deelneming aan de regeling. Daar op meer punten vragen rezen, kwam de raad tot de conclusie, dat het niet mo gelijk was een uitspraak over deze concrete vraagstelling te doen, zonder ook de meer algemene aspecten van de premiespaarrege ling in het oordeel te betrekken. Het ontwerp werd aan de commissie van voorbereiding teruggegeven met het verzoek een onderzoek op breder terrein in te stellen, teneinde de raad de gelegenheid te geven eventueel uit eigen beweging een advies van bredere strekking uit te brengen. Daar de genomen beslissing mogelijk een vertraging in het beleid van de staatssecre taris kan brengen, stelde de raad voorop, dat zij inzag, dat de verantwoordelijkheid, welke de staatssecretaris in deze aangelegenheid draagt, hem ertoe zou kunnen brengen de parlementaire behandeling van het ontwerp van wet in gang te zetten. In een brief heeft de staatssecretaris ge antwoord dat het in zijn voornemen ligt te bevorderen, dat het wetsontwerp niet later dan rond de aanstaande jaarwisseling bij de Staten-Generaal wordt ingediend. De be windsman herinnert eraan, dat de Algemene Premiespaarregeling een integrerend deel uitmaakt van de maatregelen, die zijn aan gekondigd in de bezitsvormingsnota en dat de regering een spoedige totstandkoming van deze premiespaarregeling alleszins ge wenst acht. De financiering van land- en tuinbouw is een onderwerp, dat de laatste jaren nogal sterk in de belangsteling is gekomen. Dit houdt nauw verband met de moderne eis van aanpassing van de bedrijven aan nieuwe economische en technische verhoudingen. Door deze aanpassing worden onze boeren en tuinders vaak voor moeilijke financie- ringsvragen geplaatst. Vragen, die niet al leen betrekking hebben op het aantrekken van benodigde middelen, evenzeer op de mogelijkheid van aflossing van aangegane schulden. Het toepassen van juiste financierings methoden wordt moeilijker wanneer de be drijven meer dynamisch worden en wanneer de mogelijkheden van zelffinanciering ver minderen. Beide zien wij de laatste jaren ge beuren. Het is daarom goed, dat de belang stelling voor de financiering van het agra rische bedrijfsleven groot is. RAIFFEISEN-WEEK 1962 FINANCIERINGSRAPPORT C.B.T.B. 292

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 6