voor het krediet gestelde zekerheid dienen als zekerheid voor het voorschot, met name in alle gevallen, dat de zekerheid is gesteld in de vorm van een bankhypotheek. Deze hypo theek dient immers blijkens de redactie van de akte tot zekerheid voor de betaling van alles wat de kredietnemer aan de bank schul dig is of zal zijn, zodat het niet nodig is bij omzetting van krediet in voorschot opnieuw hypotheek te stellen. Dit zal evenmin nodig zijn, indien er een krediethypotheekakte is opgemaakt volgens het vóór 1958 gebruike lijke model, waarin de clausule voorkomt, dat de hypotheek in de eerste plaats dient tot zekerheid voor het verleende krediet en in de tweede plaats tot zekerheid voor de betaling van alles wat de kredietnemer aan de bank schuldig is of zal zijn anders dan uit hoofde van het verleende krediet. Op grond van deze clausule behoeft bij omzetting van krediet in voorschot evenmin opnieuw hypo theek te worden gesteld. Evenals in geval van een bankhypotheek wordt ook hier een nieuwe schuldbekentenis van het model akte B getekend. Als evenwel de hypotheek, evenals bij model akte A 7, alleen is gevestigd tot zeker heid van een krediet, zal wel opnieuw zeker heid moeten worden gesteld. Dit zal in het algemeen ook nodig zijn indien de zekerheid niet bestaat uit hypotheek, doch uit andere zekerheid zoals borgtocht, cessie, pand- geving enz. Gemiddelde oorspronkelijke looptijd Praktisch sedert het begin van de invoering van de boerenleenbankmaandstaat zijn de kassiers er aan gewend geraakt bij de invul ling van de aan de debetzijde te specificeren uitgezette bedragen onderscheid te maken tussen posten met een looptijd van niet meer dan één jaar en posten met een looptijd van meer dan één jaar. Daarbij wordt onder looptijd verstaan de resterende looptijd van de post. Het is dan ook geen wonder, dat het nog wel eens voorkomt, dat bij de invulling van de op de eerste bladzijde van de maandstaat afgedrukte specificatie „Binnenlandse kre dietverlening aan de particuliere sector" fouten worden gemaakt ten aanzien van de bedragen van de voorschotten en leningen met een oorspronkelijke looptijd van gemid deld minder dan twee jaar. Het verschil betreft niet alleen de duur van één of twee jaar, doch tevens het onder scheid tussen resterende en oorspronkelijke gemiddelde looptijd. Een post, die op de debetzijde van de maandstaat moet worden gerubriceerd onder de posten met een (resterende) looptijd van niet meer dan één jaar, behoeft op de specifi catie „Binnenlandse kredietverlening aan de particuliere sector" nog niet in alle gevallen te worden gerangschikt onder de „Voor schotten en leningen met een oorspronkelijke looptijd van gemiddeld minder dan twee jaar". de laatste van de overeengekomen gelijke tien jaarlijkse aflossingen moet worden vol daan, op de maandstaat wel als „kort" wor den aangemerkt, doch voor de specificatie „Binnenlandse kredietverlening aan de parti culiere sector" niet. Ook bij de beoordeling van nieuw aange vraagde posten is het goed zich nauwgezet te realiseren van welke voorschotten en leningen de Nederlandsche Bank naast de kredieten in lopende rekening de verstrekking beoogt te beteugelen. Bij posten met een onoverzichtelijk aflos singsschema kan het nodig zijn een tamelijk Bij leningen aan rechtspersonen (coöpera ties, naamloze vennootschappen e.d.) waarbij andere dan hypothecaire zekerheid is gesteld, moet er rekening mede gehouden worden, dat een evenredig zegelrecht van 3A ver schuldigd is als het omgezette bedrag, hetzij alleen, hetzij tezamen met een of meer andere binnen het jaar door dezelfde rechtspersoon gesloten leningen, 100.000,of meer be draagt. Aan dit onderwerp werd in het vorige nummer van dit blad een afzonderlijk artikel gewijd. Zo zal een voorschot, waarvan alleen nog 324

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 38