Wenken voor kassiers De kredietbeperkende maatregelen van de Nederlandsche Bank De voortgaande stijging van de binnen landse kredietverlening was voor de Neder landsche Bank aanleiding tot handhaving van de regeling tot beperking van de krediet verlening op korte termijn, ook nadat op 25 april jl. het officiële disconto werd ver hoogd van 31/2 °/o tot 4 Nadat bedoelde regeling oorspronkelijk was ingesteld voor de laatste helft van 1961, werd zij aanvankelijk verlengd tot en met april 1962, terwijl zij na overleg met de vertegenwoordigers van de handelsbanken en de landbouwkredietinstellingen met een geringe wijziging werd voortgezet met een termijn van vier maanden, dus voorlopig tot en met augustus 1962. Bij de voortzetting van de regeling werden de voorschriften in die zin verscherpt, dat het volume van de kredietverlening met een looptijd van minder dan twee jaar nog slechts mag toenemen met Va per maand, terwijl in 1961 een maandelijkse toeneming van 1 °/o geoorloofd was. Het renteloze depot, dat door de Centrale Bank bij de Nederlandsche Bank moet wor den aangehouden voor de overschrijding, zoals deze van maand tot maand naar de bekende normen wordt berekend, is aan vankelijk groter geworden dan werd ver wacht. Ook het aantal banken, dat door de Cen trale Bank moest worden belast ter ver goeding van het uit het depot voortvloeiende renteverlies, is gaandeweg uitgebreid. Mogelijk zullen de kosten van het rente loze depot tezamen met het renteverhogende effect van de discontoverhoging, de verdere kredietverlening afremmen en aldus leiden tot de door de Nederlandsche Bank beoogde kredietbeperking. Op de aangesloten banken ook op die banken, die nog geen bijdrage behoefden te betalen is reeds per circulaire een beroep gedaan de uiterste beperking te betrachten bij de verlening van kredieten in lopende rekening en voorschotten met een oorspron kelijk gemiddelde looptijd van minder dan twee jaar. De juiste financieringsvorm Onder de geldende omstandigheden is het van bijzonder belang, dat de aangesloten banken de vorm en de looptijd van de uit zettingen kritisch beoordelen. Gelden, die voor een langere termijn dan een jaar moeten worden geleend, behoren niet thuis in de rekening-courant, doch onder de voorschotten, zoals dat ook duidelijk tot uitdrukking komt in de in elke kredietakte voorkomende bepaling, dat de schuld in rekening-courant minstens éénmaal per jaar moet worden gedelgd. In de praktijk echter kan het voorkomen, dat in het debetsaldo van een krediet ge leidelijk een vast bestanddeel is ontstaan, dat van jaar tot jaar ongedelgd blijft. Voor dat deel van het debetsaldo zou eigenlijk een voorschot moeten worden verstrekt. Werd hierop in het verleden reeds bij iedere jaar lijkse inspectie om redenen van liquiditeit en rentabiliteit de aandacht gevestigd, onder de thans geldende kredietbeperkende maat regelen is het nog meer van belang steeds toe te zien op de juiste financieringsvormen, omdat dergelijke bevroren posten hetzij voor de desbetreffende bank zelf, hetzij voor de gehele raiffeisenorganisatie, kunnen leiden tot een onnodige verzwaring van de last, die aan het voorgeschreven renteloze depot is verbonden. Bij omzetting opnieuw zekerheid te stellen? Bij de omzetting van het vaste bestanddeel der lopende rekening in een voorschot kan niet worden volstaan met overboeking van een (afgerond) bedrag van de lopende rekening in grootboek III naar een nieuw te openen voorschotrekening in grootboek II, nadat een inperkingsformulier 9204 en een schuldbekentenis is getekend. Voor het nieuwe voorschot zal ook de zekerheid moeten worden geregeld. In vele gevallen kan de oorspronkelijk 323

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 37