woordelijkheidsbewustzijn van de individu in
de gemeenschap.
Raiffeisen steekt met kop en schouders
boven zijn tijdgenoten uit. Zijn denkbeelden
vonden ingang en werden werkelijkheid. Zij
zouden zijn tijd overleven. Hoe is dit moge
lijk geweest? Waarin schuilt eigenlijk het
geheim dat thans het aantal coöperatieleden
de vijftig miljoen heeft overschreden?
Het antwoord op deze vragen luidt, dat
Raiffeisen niet alleen een louter economisch
doel voor ogen wist te stellen, maar dat hij
een vorm van gemeenschap geschapen heeft,
die in de diepste zin de mensen aansprak.
Hij bracht in een tijd, toen de radeloosheid,
van binnen even groot was als de dreiging
van buiten, orde in de plattelandseconomie
en -samenleving.
Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland
In vele landen blijkt de afkomst van de
samenwerkingsvormen op het platteland en
in het bijzonder van de kredietcoöperaties,
doordat de aanduiding Raiffeisen in de
naam is opgenomen.
De Duitse Raiffeisenorganisatie omvat
tegenwoordig 23.000 verenigingen met meer
dan vier miljoen leden. Oostenrijk telt 4.000
coöperaties met meer dan een miljoen leden.
De 1.750 landbouwkredietbanken in Oosten
rijk nemen met hun landelijke centrale bank
en de acht regionale centrales meer dan V5
van de totale geldomzet van alle banken in
Oostenrijk voor hun rekening.
Via Elzas-Lotharingen drong de Raif-
feisengedachte ook door in Frankrijk. Daar
waren Fourier en Blanc al de wegbereiders
geweest.
In Zwitserland was het pastoor Traber uit
Bichelsee (Thurgau), die in tal van dorpen en
stadjes de stoot gaf tot de oprichting van
landbouwkredietbanken. Volgens het systeem
Raiffeisen verkregen de thans meer dan 700
banken door samenwerking en aaneensluiting
in één Zwitserse organisatie een onontbeer
lijke basis.
Niet door taalgrenzen gebonden
De denkbeelden van Raiffeisen bleven niet
binnen de grenzen van het taalgebied van
hun schepper. Gedachten, die werkelijk groot
zijn, kennen geen grenzen van taal en volk.
In de laatste decennia van de vorige eeuw
gingen ook de boeren in België gebukt onder
zware zorgen en moeilijkheden. Dit was
onder meer een gevolg van de steeds ver-
betener wordende concurrentie van de op
komende graanproducerende landen, vooral
in andere werelddelen. Zoals steeds in derge
lijke omstandigheden besprongen woekeraars
„als honden het opgejaagde en vermoeide
wild". Maar hoe een uitweg te vinden?
Jarenlang debatteerde men in regeringskrin
gen en in de financiële wereld over de vraag
welke de beste oplossing zou zijn. Sommigen
waren van mening, dat de boeren dezelfde
Pfarrer Joh. Ev. Trabcr
305