Pacht en hypotheek Prof. De Haan gaat in zijn rede in op de positie van de pachter, die in de bedrijfs gebouwen, welke tot zijn boerderij of zijn tuindersbedrijf behoren, verbeteringen of uit breidingen wenst aan te brengen. „Daar wreekt zich vooral de omstandigheid", aldus prof. De Haan, „dat de pachter geen zakelijk iecht heelt, dat als hypothecair onderpand kan dienen voor leningen, waarmee hij de zo hoog nodige modernisering van de be- drijfsgebouwen zelf zou willen linancieren De snelle en economische ontwikkeling in de landbouw noopt telkens tot aanpassing en modernisering van de inrichting en uitrusting van de bedrijfsgebouwen. „De vermogensbe hoefte van de landbouwbedrijven wordt niet alleen steeds groter, maar ook steeds dyna mischer van karakter. Het laat zich aanzien, dat juist de ver pachters hoe langer hoe minder bereid en in staat zullen zijn de semi-permanente investeringen voor hun rekening te nemen, die naar gelang van de wisselende behoefte van elk bedrijf telkens in de gebouwen moeten worden gedaan. Veel meer lijken daartoe de pachters zelf gekwalificeerd, aangezien alleen zij als ondernemers deze behoefte kunnen peilen en op de juiste waarde schatten. Het recht, en met name de pacht als rechtsvorm, van agrarisch grond gebruik heeft deze dynamische ontwikkeling tot dusver niet kunnen bijhouden. Het pacht wezen is namelijk nog steeds gegrondvest op de inmiddels door de feiten achterhaalde premisse, dat de verpachter het grond- en gebouwencomplex volledig financiert en blijft financieren. Bij die premisse past ook de be kende accessieregel uit het zakenrecht, vol gens welke de eigendom van de gebouwen automatisch aanwast bij de eigendom van de grond. Alle kapitaal, dat de pachter zelf in de gebouwen steekt, wordt juridisch het eigendom van de verpachter. Het kan der halve niet dienen tot hypothecair onderpand voor degenen, van wie de pachter dit kapi taal zou willen lenen, met als gevolg, dat meestentijds de lening en daarmee de inves tering achterwege blijft. In zijn rapport landbouwpolitiek op langere termijn, consta teert het Landbouwschap dan ook ronduit, dat het instituut van de pacht bij de huidige wettelijke regeling een belemmering kan vormen voor de noodzakelijke modernisering van verpachte bedrijfsgebouwen." Actueel probleem Prof. De Haan bespreekt hier een pro bleem, waarmee reeds vele van de bij ons aangesloten raiffeisenbanken/boerenleenban- ken te maken hebben gehad. Hoe vaak komt het niet voor, dat de pachter bepaalde ver beteringen aan het gepachte goed wil aan brengen. In de tuinbouwsector zijn de pachters op ruime schaal kassen en waren huizen gaan stichten op de door hen gepachte tuinen, teneinde deze meer rendabel te maken. Wij hebben reeds vaker betoogd, dat onze in de tuinbouwstreek gevestigde banken het tot hun taak gerekend hebben, de tuinders bij de bouw van zulke kassen en warenhuizen met financiële middelen te steunen. Het zou immers als een onbillijkheid worden aange voerd, wanneer de eigenaren van de grond in staat zouden zijn om zulke kassen en warenhuizen op de bij hen in gebruik zijnde gronden tc stichten (zij kunnen immers ge makkelijk geld opnemen door hypotheek te vestigen), terwijl aan de pachters deze facili teit zou worden onthouden. De ontwikkeling is echter niet bij de tuin bouwsector blijven stilstaan. Ook in andere sectoren van het agrarische bedrijfsleven komt het steeds meer voor, dat de pachter genoodzaakt is, zelf verbeteringen aan het gepachte goed aan te brengen. Hierdoor ont staan financieringsmoeilijkheden. De pachter Op 2 mci jP heeft prof. De Haan een rede uitgesproken hij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in het burgerlijk en agrarisch recht te Delft. Deze rede bevat een aantal passageswaarvoor wij bij vele van de bij ons aangesloten banken belangstelling aanwezig achten. Wij willen dan ook de bedoelde passages gaarne hier ter plaatse bespreken. 274

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 20