Financieel overzicht Gebonden liquiditeit Gedurende de maand mei is het tegoed van het Rijk verder veiminderd tot 247 miljoen tegen 334 miljoen aan het begin van de maand, waartegenover de saldi van de particuliere banken bij de Nederland- sche Bank gedurende mei met 178 mil joen tot 862 miljoen zijn toegenomen. 2'ou men alleen op deze cijfers afgaan, dan zou zulks tot de conclusie voeren dat hef bankwezen over een zeer grote geldruimte beschikt. In feite is dat echter allerminst het geval en wel als gevolg van de verplich tingen in diverse vorm, waaraan tegenover de Nederlandsche Bank moet worden vol daan. Sedert enige weken hebben de ban ken kans gezien haar tegoeden bij de cir culatiebank zodanig te vergroten, dat ruim schoots kon worden voldaan aan de dub bele eis van de verplichte kasreserve en het deposito, dat uit hoofde van de krediet- restrictieregeling moet worden aangehou den. Voor beide verplichtingen tezamen is thans een bedrag vereist in de orde van grootte van 725 miljoen. Terloops moge er de aandacht op worden gevestigd, dat hierop hoegenaamd geen rente wordt ver kregen, zodat met deze dekkingsverplich ting een belangrijk renteverlies gepaard gaat. Zoals de vorige maal reeds werd vermeld is met ingang van 22 april het z.g. kasper- centage, d.w.z. de dekking die de particu liere banken bij de Nederlandsche Bank tegenover de opvraagbare verplichtingen moeten aanhouden, weer van 6 op 8 °/o ge bracht, nadat dit kaspercentage tijdelijk van 8 tot 6 °/o was verlaagd. Volgens het jaar verslag van de Nederlandsche Bank heeft de kredietverlening van de handelsbanken en de boerenleenbanken, berekend overeen komstig de gedragslijn, overeengekomen in het overleg tussen de Nederlandsche Bank en het bankwezen, per ultimo januari 1962 4709 miljoen bedragen en per einde fe bruari 4811 miljoen. Per einde maart is een lichte daling ingetreden van de totale kredietverlening tot 4808 miljoen, hetgeen derhalve een aanwijzing inhoudt dat de kre dietbeperking effect sorteert. Dit hield ech ter niet in dat dientengevolge het deposito dat bij de circulatiebank ingevolge de over schrijding van het toegestane kredietplafond moet worden aangehouden, mocht worden verminderd. Het tegendeel is zelfs het geval geweest. Terwijl het aan te houden tegoed, dat voor de periode van half maart tot half april gold, 90 miljoen heeft bedragen en in de hieropvolgende periode 110 miljoen, is dit op 15 mei gestegen tot 144 miljoen. Dit uiteenwijken van enerzijds het straf- deposito en anderzijds het verloop op korte termijn van de kredietverlening vloeit voort uit het toegepaste stelsel, waarbij steeds het gemiddelde kredietbedrag van de laatste drie maanden wordt vergeleken met het ge middelde van het laatste kwartaal van 1960. Dit basiscijfer is 3980,7 miljoen, waartegenover de gemiddelde cijfers van de kredietverlening waren per einde ja nuari, februari en maart achtereenvolgens 4603,8 miljoen, 4726 miljoen en 4775,9 miljoen of in procenten van het gemiddelde van de laatste drie maan den van 1960: 115,7, 118,7 en 120. De monetair toelaatbare percentages die per maand met een half procent stij gen waren echter voor de eerste drie maanden van het jaar 1151/2, 116 en 1161/2, waaruit volgt dat de overschrijding per einde maart 3V2 heeft bedragen. Nadere gegevens omtrent de stand van de krediet verlening zijn per einde mei nog niet be schikbaar. Op grond van het maandelijks toegestane accres van het volume der kre dietverlening van een half procent gold per einde april een plafond van 117 op ba sis van de basisperiode en per einde mei van 117V2 Voorshands ziet het er in elk ge val naar uit, dat het volume van de kre dietverlening de toegestane limiet met ten minste 100 miljoen zal blijven overtref fen. Schatkistpositie Wat de positie van de schatkist aangaat, de vermindering van de middelen waar- 241

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 35