„Er is thans een zeer duidelijke tendens tot toeneming van de vraag naar kredieten en voorschotten van agrarische zijde. In vergelijking met enkele jaren geleden is het uit gezette bedrag in deze sector verveelvoudigd. De prognose van de Commissie Landbouw krediet, die voorzag in een stijging van gemiddeld 100 miljoen per jaar, wordt thans dooi de gezamenlijke landbouwkredietorganisaties ruim overtroffen. Het komt mij voor, dat deze ontwikkeling een weerspiegeling is van de toegenomen kredietbehoefte bij de land- en tuin bouwbedrijven enerzijds en van een mentaliteitsverandering bij de boeren anderzijds. De agrarische bedrijfstak maakt een periode van ontwikkeling door, een ontwikkeling die geheel gaat in de richting van meer kapitaal en minder arbeid. De algemene achtergronden hiervan moeten gezocht worden in de wijzigingen op de afzetmarkt. Ik verwacht, dat deze ontwikkeling van meer kapitaal en minder arbeid haar eindpunt nog niet heeft bereikt. De druk om arbeid door kapitaal te vervangen, is nog intens aanwe zig. In technisch opzicht wordt thans veel speurwerk verricht om tot doeltreffende vindingen te komen, die voor het gewone land- en tuinbouwbedrijf uitkomst kunnen brengen. Ongetwijfeld zal men hier geleidelijk aan in slagen. Wijzigingen op de afzetmarkt raken vooral de structuur van de agrarische bedrijven. In het algemeen kan worden gesteld, dat de markt voor agrarische produkten openstaat voor een breder, een meer gevarieerd assortiment, in vergelijking met vroeger. Er zijn daardoor meer mogelijkheden van specialisatie ontstaan. Specialisatie gaat echter gewoonlijk gepaard met belangrijke investeringen, hetgeen weer een grotere kredietvraag tot gevolg heeft. De tweede oorzaak voor de grotere vraag van agrarische zijde naar voorschotten en kredieten, ligt in een mentaliteitsverandering bij de boeren. Aan de hand van statistische gegevens kon worden vastgesteld, dat de boeren, in navolging van de tuinders, hun schroom om krediet op te nemen, steeds meer laten varen. Een krediet van de boerenleenbank wordt niet meer zoals vroeger als een noodmaatregel gezien, maar wordt terecht aangemerkt als een zakelijke aangelegenheid waarmede de gebruiker zijn voordelen kan doen." De toenemende kredietbehoefte en de mogelijkheden om daarin te voorzien, houden de Centrale Bank voortdurend bezig. De heer Wind deelde mede, dat de aandacht thans speciaal op een tweetal kredietvormen ge richt is: een kortlopend bedrijfskrediet voor akkerbouwers en een langlopend investe ringskrediet voor jonge agrariërs. Daarbij wachten nog moeilijke vragen om een op lossing. De heer Wind waarschuwde er voor, dat de middelen, die men bij een bank kan op nemen, het eigen vermogen niet kunnen vervangen. De kredieten van onze banken kunnen in principe alleen worden toege wezen aan die bedrijven, die reeds een vol doende sterke basis hebben om de risico's, aan de bedrijfsvoering verbonden, te dragen. Dit wordt, aldus de heer Wind, vaak onvol doende beseft. Hij denkt bij dit laatste bij voorbeeld aan de uitspraken over de boeren leenbank-financiering, die neergelegd zijn in het discussierapport van het Landbouwschap en in het rapport van de commissie voor nieuwe bedrijfssystemen in de landbouw. De heer Wind merkt op, dat hij in het bij zonder aan de financieringsproblemen in de agrarische sector aandacht heeft willen schenken. De niet-agrarische financiering is echter ook zeer belangrijk. De ontwikkeling van vele banken gaat in een meer algemene richting. Ook dit schept problemen, die thans niet aan de orde gesteld zullen worden. Aan het slot van zijn rede, deelt de heer Wind mede, dat hij met een bezwaard hart er kennis van genomen heeft, dat de Coöpe- 226

Rabobank Bronnenarchief

T06 | 1962 | | pagina 20