lijk. Van laatstgenoemde kan niet verlangd worden, dat hij over deze uitgebreide ken nis beschikt, terwijl hem bovendien in het algemeen de tijd voor vervanging zal ont breken. Mocht vroeger een bestuurder naar beste weten bij ontstentenis van de kassier tijdelijk in zijn plaats treden, dit is nu veel al niet meer mogelijk. Hoe zal dit probleem, want dit is het, op gelost kunnen worden Reeds meerdere malen is dit vraagstuk aan de orde gesteld. Ondanks alle goede wil en niettegenstaande goedbedoelde sug gesties is een definitieve oplossing nog niet gevonden. Misschien zou een arbeidsreser ve, die overal ingeschakeld zou kunnen worden en waarvan de leden voor alle ar- beidsonderdelen geschikt zijn, met mede werking van alle in een rayon gelegen ban ken, een oplossing kunnen vormen. De hier vermelde suggesties, die om een verdere uitwerking vragen, zouden alleen bij ziekte of tijdelijke afwezigheid, door andere oorzaken dan vakantie, een oplossing kun nen geven. Voor vervanging in geval van vakantie, speciaal voor het grote aantal éénmansbanken, respectievelijk banken met één of twee vrouwelijke bedienden, is een oplossing nodig en noodzakelijk, die op een geheel andere leest moet worden geschoeid. De functionarissen van onze raiffeisen- banken/boerenleenbanken, onze directeu ren/kassiers en hun medewerkers, hebben recht op een vakantie, die hun rust en ont spanning biedt. Is dit voor de kassiersvereniging niet de moeite van het bestuderen waard? Welke lezer voelt zich geroepen om met voorstel len te komen? De rubriek „Man en paard" staat hiervoor te uwer beschikking. De Gemeenschappelijke Europese Markt gaat, ondanks alle vaak pijnlijke aanpassin gen en dus weerstanden in elk der deel nemende landen, zijn verwerkelijking tege moet. Zo voorzag de eerste ontwikkelingsfase van 4 jaar (1958 t/m 1961), volgens het programma, in een verlaging van de onder linge douanetarieven der deelnemende lan den (de z.g. binnentarieven) met globaal 30 uitgaande van de stand dier tarieven per 1 januari 1957. Echter heeft ook te dezen aanzien het Engelse spreekwoord: „the proof of the pud ding is in the eating", nog niets aan betekenis ingeboet. In de praktijk bleken de voordelen van dit economisch samengaan de nadelen ervan dermate te overtreffen, dat een streven naar versnelde verlaging van de binnen tarieven ontstond. Zodoende zijn tot dusver, in plaats van de programmatische verlaging van 30 reeds verlagingen doorgevoerd van 40 voor industriële produkten, 35 °/o voor niet-geliberaliseerde landbouwproduk- ten en 30 °/o voor geliberaliseerde landbouw- produkten. Deze versnellingstendens zet zich in de tweede, thans lopende ontwikkelings fase (1962 t/m 1965) voort. Zo is op 15 mei jl. het besluit gevallen, nog verder vooruit lopende op het programma, per 1 juli a.s. wederom extra-verlagingen van de binnen tarieven door te voeren, en wel van 10 voor industriële produkten en 5 voor een aantal geliberaliseerde landbouwprodukten, welk aantal helaas, in het kader van de nood zakelijke politiek van geven en nemen, nog sterk is beperkt. Resumerende, zullen dus op 1 juli a.s. de binnentarieven vopr de industriële produkten met 50 voor geliberaliseerde landbouw produkten met deels 30 deels 35 en voor niet-geliberaliseerde landbouwproduk ten met 35 °/o zijn verlaagd. Ondanks deze verheugende ontwikkeling mag men toch de ogen niet sluiten voor het feit, dat de Gemeenschappelijke Europese Markt ook minder gunstige aspecten heeft. Zo ligt in het gekozen systeem van éénwor ding opgesloten, dat de deelnemende landen elkaar bevoordelen en deze voordelen ook beveiligen door tegenover niet-deelnemende DE GEMEENSCHAPPELIJKE EUROPESE MARKT 219

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 13