te weinig te doen vindt, zal veelal een uitweg zoeken in de richting van varkens en kippen, waarvoor weinig ruimte nodig is. Doordat de boer zo aanvullende arbeid vindt, kan hij toch nog tot een goed arbeidseffect komen. Mede in verband met de bedrijfsvergro- ting van het z.g. kleine bedrijf heeft het Landbouwschap zijn afdeling „Kleine Boe ren" opgeheven en vervangen door een al- deling „Gemengd Bedrijf", die zich speciaal zal bezighouden met de veelzijdige proble men van het typische gemengde bedrijf. De ontwikkeling gaat dus in de richting van: minder arbeid, meer produktie en een voort schrijdende specialisatie. In hoeverre de ver hoging van de arbeidsproduktiviteit ook zal leiden tot betere bedrijfsresultaten, blijft daarbij een open vraag. Enerzijds moet de individuele boer meer produceren om de welvaartsstijging bij te houden, doch daar tegenover ontstaat door de grote produktie het gevaar, dat het totale aanbod meer toe neemt dan de consumptiestijging, waardoor de prijzen onder zware druk komen te staan en zelfs gaan dalen, met alle gevolgen van dien voor het arbeidsinkomen. Melkproduktie Dat de afvloeiing van arbeidskrachten niet gepaard gaat met een verlaging van de pro duktie, blijkt wel heel duidelijk in de melk veehouderij. De snelle ontwikkeling van mechanisatie en techniek vormt juist een stimulans voor verdere vergroting van de melkplas. Niet alleen wordt de kwaliteit van het vee beter, doch blijkbaar is het ook voor de boer, die een melkmachine aanschaft, voordelig om een paar koeien meer aan te houden. Bovendien blijkt dan ook nog, dat veel boeren van mening zijn, dat de prijs verhoudingen tussen melk en aangekocht voer thans zodanig zijn, dat het aantrekkelijk is met behulp van voeraankoop de produktie te vergroten. De aankopen van veevoer zijn de laatste tijd niet alleen ten gevolge van het late voorjaar althans sterk toegeno men. Dit betekent dat door beperking van de melkprijsgarantie tot 5,1 miljard liter de gemiddelde prijs lager zal worden. Dit prik- M kelt menige veehouder weer tot meer pro duktie, daarbij geholpen door landbouw voorlichting, veevoederfabrikant en eigen gezinsleden. Voor de wassende melkstroom van 1950 tot 1960 met 18 °/o gestegen, terwijl in het eerste kwartaal van 1962 reeds 5 meer werd geproduceerd dan in de overeenkomstige periode van het vorige jaar welke dit jaar wellicht de 7 miljard liter overschrijdt, is steeds moeilijker afzet te vinden. Met het melkoverschot vlucht men al gauw in de boter en dit produkt ligt thans wel zeer slecht in de markt. De grote af nemer, Engeland, heeft de boterinvoer ge- contingenteerd, zodat een andere uitweg moet worden gevonden. Op de resterende markten wordt de concurrentie dus nog sterker met als gevolg een verdere daling van de prijzen. Bovendien gaat ook de melk produktie in andere Westeuropese landen met sprongen omhoog, hetgeen deze landen dwingt de eigen producenten te beschermen, zodat de exportkansen nog geringer worden. Het zuivelprobleem wordt zodoende wel haast benauwend. Inmiddels heeft een commissie van des kundigen, de Commissie Vondeling, na een jaar lang studie, geconcludeerd dat „van werkelijke grote tekortkomingen in de struc tuur van de verwerking en de afzet van melk en zuivel geen sprake is". De commissie con stateert dat er nieuwe ontwikkelingen gaande zijn, waardoor een hogere netto-opbrengst van de melk kan worden verkregen, zoals concentratie van de melkverwerking en een daarmee gepaard gaande specialisatie. Aan marktverkenning en een betere presentatie van het produkt zou overigens volgens de commissie nog wel iets meer gedaan kunnen worden. De conclusies van de Commissie Vonde ling mogen echter niet leiden tot een valse gerustheid. Want met het eigenlijke, centrale, zuivelprobleem namelijk dat de produktie in Nederland en elders sterker stijgt dan de consumptie heeft de commissie zich niet bezig gehouden. Het blijkt welhaast nood zakelijk, dat men ook in Nederland dit be angstigende vraagstuk nog eens ernstig in

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 8