systeem van personeelsvoorziening uitstekend
te voldoen.
Naast deze vorm van collectieve arbeids
voorziening bestaat er de laatste tijd ook
veel belangstelling voor bedrijfsverzorgings-
diensten. Hierbij staat in de eerste plaats de
hulpverlening in noodgevallen op de voor
grond. Bij ziekte of ongeval kan een bedrijfs-
hulp inspringen en de boer tijdelijk ver
vangen. Vooral boerenzoons, die (nog) geen
eigen bedrijf kunnen stichten en jonge land
arbeiders kunnen op deze manier een nuttige
taak vervullen. Anderzijds wordt het door
inschakeling van een bedrijfshulp ook mo
gelijk, dat de boer (eindelijk) eens vakantie
kan nemen of een vrije zaterdag kan ge
nieten.
Waardering loonarbeid
De oprichting van deze instellingen hangt
ten nauwste samen met de problematiek van
de arbeidsvoorziening in de landbouw. Im
mers, ten gevolge van de hogere lonen en
gunstiger arbeidsvoorwaarden van de indu
striearbeider, bestaat voor het beroep van
landarbeider steeds minder belangstelling.
Ook de arbeidstijden en de werkomstandig
heden in de industrie worden veelal beter
geacht dan in de landbouw. Bovendien voe
len vele landarbeiders zich aangetrokken tot
het stedelijke woonmilieu. De ware uittocht
van arbeidskrachten uit de landbouw, zoals
deze zich de laatste jaren voltrekt, noopt
echter niet alleen tot mechanisatie en ratio
nalisatie, maar ook tot een andere, betere,
waardering van de landarbeid. Onderhande
lingen over een nieuwe c.a.o. zijn dan ook,
behalve op een verhoging van het uurloon,
uitgelopen op een vermeerdering van het
aantal vrije zaterdagen, dat in de akkerbouw
op 26 werd gebracht. Verder schijnt ook de
invoering van een spaarregeling te worden
overwogen. Met name in de veehouderij
levert de vijfdaagse werkweek grote moeilijk
heden op, juist omdat hier het ritme van de
werkzaamheden wordt bepaald door de na
tuur. De verkorting van de werkweek voor
betaalde arbeidskracht betekent hier veelal,
dat het werk wordt overgeheveld naar de
boer en zijn medewerkende gezinsleden. De
zuigkracht van de industriesector enerzijds
en het aan natuurwetten gebonden zijn van
de landbouwproduktie anderzijds, roept zo in
de agrarische sector grote spanningen op, die
wellicht mee door de oprichting van bedrijfs-
verzorgingsdiensten gedeeltelijk het hoofd
kunnen worden geboden.
Bedrijfsvergroting kleine bedrijven
Hoewel de zuigkracht van de industrie een
vlucht uit de landbouw veroorzaakt, kan
deze afvloeiing toch niet als een ongezond
verschijnsel worden beschouwd. Integendeel,
duidelijk blijkt dat door mechanisatie, ratio
nalisatie en wijziging van de bedrijfsstruc
tuur de produktiviteit in de landbouw nog
steeds verder wordt opgevoerd, dat met
minder mankracht zelfs meer en rationeler
kan worden geproduceerd.
Zo valt met name ook in de zandstreken
een duidelijke bedrijfsvergroting te consta
teren. Enerzijds is de bedrijfsoppervlakte
toegenomen in de laatste 10 jaar met
13 door vermindering van het aantal
bedrijfshoofden. De bedrijfsvergroting komt
anderzijds echter vooral tot uiting door een
sterke expansie van de veestapel op het
kleine bedrijf, met name door een toename
van de varkens- en pluimveehouderij. De
veredelingsproduktie wordt daardoor op deze
bedrijven van nog groter betekenis.
Het begrip „klein bedrijf" krijgt zodoende
ook een heel andere inhoud. Het aantal
hectares is daarbij geen juiste maatstaf. Uit
een recente publikatie van het L.E.I. „Een
bedrijfsvergelijkend streekonderzoek op de
zandgronden" blijkt, dat het verschil in ar
beidsinkomen op de bedrijven in hoofdzaak
wordt veroorzaakt door het verschil in ar-
beidseffect, waaronder wordt verstaan het
aantal nuttige arbeidsuren per man. Dit ar-
beidseffect hangt veelal af van de arbeids-
dichtheid, van de hoeveelheid arbeidskracht
dus die op een bedrijf aanwezig is, terwijl
het verschil in deze arbeidsdichtheid blijkens
het onderzoek nauw samenhangt met de ver
schillen in deze bedrijfsoppervlakte. Een be
trekkelijk klein bedrijf, waar b.v. één man
165