Wat ons bezig houdt
In de bijzondere vergadering van de ring
„Oosten van Friesland" op 13 april jl. zei
ir. J. S. Keyser, directeur van de Centrale
Bank, o.a. „Onze eenheid heeft rijke vrucht
gedragen". De cijfers over het afgelopen jaar
illustreren dit weer duidelijk. Het is echter
goed ons op deze eenheid te bezinnen, want
zoals prof. Minderhoud in het maartnummer
van de R.B. opmerkte „het hele landbouw
kredietapparaat wordt tegenwoordig als iets
vanzelfsprekends aanvaard". Dit geldt niet
alleen voor de personen, die van de diensten
van onze organisatie gebruik maken, doch
ook voor de verenigingen, die tezamen onze
organisatie vormen.
De grondslagen van onze samenwerking
worden al te snel vergeten wanneer andere
belangen aan de orde komen. Het verheugt
ons daarom, dat ir. Keyser deze samenwer
king als onderwerp voor zijn inleiding op de
komende Algemene Vergadering heeft ge
kozen.
Op 25 april jl. besloot de Nederlandsche
Bank haar discontotarieven met V2 te
verhogen. Deze maatregel is er blijkens de
toelichting van de Nederlandsche Bank op
gericht de kredietvraag af te remmen.
Naar aanleiding van deze discontoverho
ging is aan de aangesloten banken een ge
wijzigd advies voor de debetrente op kre
dieten in rekening-courant toegezonden.
Zoals wij reeds in onze circulaires met
betrekking tot de kredietbeperkingsvoor-
schriften mededeelden, dient er ernstig naar
gestreefd te worden de kredieten in rekening-
courant en de voorschotten met een oor
spronkelijk gemiddelde looptijd van minder
dan twee jaar binnen de daarvoor gestelde
grenzen te houden.
Door tal van aangesloten banken worden
verheugende activiteiten aan de dag gelegd
bij het aantrekken van spaarrekeningen in
het kader van gepremieerde bedrijfsspaar-
regelingen.
Deze activiteiten zijn noodzakelijk, want
ook de andere spaarinstellingen laten zich
op dit terrein niet onbetuigd. Van verschil
lende kanten wordt naar de gunst van de
bedrijven gedongen om het bedrijfssparen te
organiseren. In deze, overigens gezonde,
concurrentiestrijd zullen onze banken hun
beste beentje moeten voorzetten.
Nog niet al onze banken blijken echter
voldoende in te zien, dat zij zelf de bedrijven
moeten benaderen en op eigen initiatief
moeten wijzen op de diensten, die de bank
bij de totstandkoming en uitvoering van een
bedrijfsspaarregeling kan bewijzen.
Het zou jammer zijn indien ten gevolge
van een gebrek aan initiatief van een onzer
banken een bedrijfsspaaregeling niet bij deze
bank maar bij een andere spaarinstelling zou
worden ondergebracht. De bank ziet zich dan
de voordelen van de spaarregeling ontgaan
en kan bovendien rechtstreeks nadeel onder
vinden. Niet alleen worden dan immers de
in het kader van een bedrijfsspaarregeling te
besparen bedragen bij de andere spaarinstel
ling gestort, maar ook kan de toename van
de spaargelden verminderen, doordat de be
dragen, die vroeger op normale spaarreke
ningen gestort plachten te worden, voortaan
op bedrijfsspaarregelingen bij andere spaar-
de samenwerking in onze organisatie
de discontoverhoging van de Nederlandsche Bank
de gepremieerde bedrijfsspaarregelingen
het late voorjaar en de prijs van tuinbouwprodukten
SAMENWERKING
DISCONTOVERHOGING
AANDACHT VOOR DE BEDRIJFS-
SPAARREGELINGEN
162