positie vun de hypotheekhouder door de be palingen van de voorgestelde wet niet in het gedrang zal komen. Wanneer een verkoop door de verpachter tot stand wordt gebracht zonder dat het voorkeursrecht van de pach ter geëerbiedigd is, is zulk een verkoop niet nietig. Zulk een nietigheid zou immers tot grote rechtsonzekerheid leiden, omdat bij bezwaring van onroerende goederen steeds nagegaan zou moeten worden of deze soms in het verleden verpacht zijn geweest, en zo ja, of bij verkoop het voorkeursrecht van de pachter is geëerbiedigd. Met het oog op de positie van het landbouwkrediet wordt een dergelijke rechtsonzekerheid ongewenst ge acht. Het behoeft wel geen betoog, dat wij daarmee geheel instemmen. Voorts is be paald, dat de hypotheekhouder van een ver pacht bedrijf, die tot uitwinning daarvan wil overgaan, niet aan de bepalingen inzake het voorkeursrecht van de pachter gebonden is. Ook dit vinden wij een gewenste bepaling, aangezien de vaststelling van de prijs, waar tegen de pachter zal kopen, mogelijk geruime tijd zou kunnen duren, en het is niet in het belang van de hypotheekhouder, dat deze zo lang met een voorgenomen uitwinning zou moeten wachten. Uitwinning soms minder soepel Uit dit alles blijkt, dat bij het opstellen van het wetsontwerp tot regeling voor het voor keursrecht van de pachter met de belangen van de hypotheekhouders voldoende rekening is gehouden. Dit neemt niet weg, dat er situaties zullen kunnen ontstaan, waarin de uitwinning van bezwaarde onderpanden minder soepel zal verlopen. In vele gevallen is het namelijk bij een zodanige uitwinning voor de bank niet gewenst, het tot een ver koop in het openbaar te laten komen. Men weet dan een koper te vinden, die bereid is het bezwaarde goed tegen een voor hypo theekgever en de bank aanvaardbare prijs over te nemen. Zulk een onderhandse verkoop in samen werking tussen de bank en de hypotheek houder zal echter, indien het verpacht goed betreft, in de toekomst niet meer zo gemak kelijk tot stand kunnen komen als thans het geval is. De procedure om tot vaststelling van de prijs te komen, waartegen het voor keursrecht van de pachter moet worden ge realiseerd, is immers in het stelsel van de voorgestelde wet ingewikkelder dan in het stelsel van de thans bestaande wet Ver vreemding Landbouwgronden. Pachtverlenging na koop Wij willen thans nog de aandacht vestigen op een andere voorziening, die in het zoëven genoemde wetsontwerp wordt voorgesteld. Als de verpachter het verpachte goed ver koopt aan een ander dan de pachter, kan dit voor de pachter betekenen, dat hij in een minder gunstige positie komt te verkeren. Weliswaar heeft de pachter in de voorge- gestelde regeling het voorkeursrecht tot koop, doch er kunnen talloze omstandigheden zijn, die maken dat de pachter van dit voorkeurs recht geen gebruik kan maken, b.v. omdat de pachter niet over voldoende kapitaal be schikt. De nieuwe eigenaar zal evenals de vorige de bevoegdheid hebben, bij het perio dieke beëindigen van de pachtovereenkomst een verzoek te richten tot de Pachtkamer, om de pachtovereenkomst niet te verlengen aan gezien hij zelf het verpachte goed in gebruik wil nemen. In de huidige Pachtwet is be paald, dat een zodanige beëindiging van de pachtovereenkomst niet kan plaats vinden binnen vier jaar na het einde van het pacht- j aar, waarin de verpachter de vorige eigenaar is opgevolgd. Deze termijn van vier jaar wordt in het voorstel van de regering ver lengd tot zes jaar. Zoals wij reeds hebben aangeduid, is het zoëven besproken wetsontwerp nog niet tot wet verheven. Ook de principiële vraag, of inderdaad de wet Vervreemding Landbouw gronden zal vervallen, is nog geenszins be slist. Wanneer een meerderheid van de Kamer ertoe mocht overhellen de wet Ver vreemding Landbouwgronden te verlengen, zal een regeling van het voorkeursrecht van de pachter in de zoëven besproken zin niet nodig zijn. 198

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 40