Sparend Nederland
S U
KANTTEKENINGEN BIJ DE CIJFERS
In de maand maart deed zich het normale
verschijnsel voor dat de stijging van de credit-
gelden niet toereikend was om de uitbreiding
van de kredietverlening en beleggingen in
eigen kring te financieren. Als gevolg hiervan
namen de creditgelden af met bijna 19 mil
joen, een bedrag dat wel aanmerkelijk hoger
is dan de vermindering in de overeenkomstige
maand van voorgaande jaren. De oorzaak
hiervan is gelegen in de sterke uitbreiding van
de kredietverlening en beleggingen in eigen
kring, die in maart ruim 30 miljoen bedroeg
en daarmede de gebruikelijke aanwas met
ongeveer 10 miljoen te boven gaat. Hiertoe
droeg bij de vermeerdering van de post voor
schotten met 25 miljoen, waarmede een nieuw
hoogtepunt werd bereikt, alsmede de ontwik
keling van de debetsaldi in lopende rekening.
Als regel vertonen deze saldi in maart een ver
mindering, doch thans trad een stijging op
van meer dan 5 miljoen.
In de groep overige uitzettingen kwamen
slechts geringe mutaties voor. Door bijschrij
ving van winsten over het boekjaar 1961 nam
de reserve toe met 1,7 miljoen. Volgens de
cijfers onder het hoofd „Sparend Nederland"
was maart een goede spaarmaand. De bespa
ringen bij de aangesloten banken, die in
februari lager waren dan in dezelfde maand
van 1961, waren nu belangrijk hoger dan in
maart 1961, hetgeen mede zal zijn veroorzaakt
door het late voorjaar. De voorlopige cijfers
van de spaarbeweging in april vormen hiervan
een bevestiging. Bij de aangesloten banken
bedroeg de ontsparing in april 10,6 miljoen
en bij de bij Eindhoven aangesloten banken
0,5 miljoen, terwijl deze cijfers in april 1961
respectievelijk waren een ontsparing van 1,8
miljoen en een spaaroverschot van 7,5 mil
joen. Ook bij de Rijkspostspaarbank is het
spaarresultaat in april met een besparing van
4,3 miljoen lager dan in april 1961, in welke
maand een spaaroverschot van 8,5 miljoen
voorkwam.
187
Mutaties
februari
Mutaties
maart
Mutaties
jan./maart
Saldo
tegoed
Tegoed in
van het
c
c
V
bc
c
c
u
bo
a
c
u
bo
totaal
Inlage
Terug
betalir
Spaar-
versch
hd
22
c
Terug
betalir
ra
Q- 4J
C/3
Inlage
Terug
betalir
Spaar
versch
1/1
31/3
1/1
31/3
1962
Utrecht
117,0
92,8
24,2
119,1
104,0
15,1
382,7
305,1
77,6
3023,0
3100,6
27,6
27,5
Eindhoven
83,0
62,1
20,9
80,0
68,5
4 11,5
264,3
204,2
60,1
1797,4
1857,5
16,4
16,5
R.P.S.
88,1
53,9
34,2
83,7
65,6
18,1
265,9
183,8
82,1
2896,0
2978,1
26,5
26,4
Alg. Spaarb.
170,9
117,7
53,2
160,1
133,3
4- 26,8
527,6
404,1
123,5
3219,0
3342,5
29,5
29,6
459,0
326,5
4132,5
442,9
371,4
4- 71,5
1440,5
1097,2
343,3
10935,4
11278,7
100,0
100,0
1961
Utrecht
106,8
82,2
24,6
108,4
97,8
4- 10,6
341,9
274,1
67,8
2658,9
2726,7
27,4
27,3
Eindhoven
71,6
51,6
20,0
73,4
62,0
4- 11,4
234,4
176,2
58,2
1551,6
1609,8
16,0
16,1
R.P.S.
84,8
52,8
32,0
80,1
71,0
9,1
252,3
184,9
67,4
2646,4
2713,8
27,3
27,1
Alg. Spaarb.
154,9
106,7
48,2
144,5
126,5
4 18,0
478,9
369,2
4109,7
2841,4
2951,1
29,3
29,5
418,1
293,3
4124,8
406,4
357,3
4- 49,1
1307,5
1004,4
303,1
9698,3
10001,4
100,0
100,0