dat geen bijzondere bedrijfsrisico's loopt en dat kan voldoen aan de gemiddelde renta biliteit van zijn soortgenoten. Voor tuinbouwbedrijven acht ik een mini mum eigen vermogen van 30 °/o op zijn plaats en voor sterk gespecialiseerde bedrijven nog aanmerkelijk meer, namelijk 50 °/o. Deze algemene financieringsregels mogen in de praktijk niet worden losgemaakt van de concrete situatie, waarin ieder afzonder lijk bedrijf verkeert. De regels zijn dus al gemeen, maar de toepassing blijft individueel en laat ruimte voor afwijkingen. Voorbeeld uit de praktijk Voor de beantwoording van de vraag in hoeverre de financiering van bedrijfsover- neming en aanvullende investeringen door middel van krediet mogelijkheden biedt, is het goed van een praktijkvoorbeeld uit te gaan. Wij nemen hiervoor een gemengd be drijf in Oost-Nederland, groot 12 ha, en gaan uit van een maximale investeringsbe hoefte. Dit laatste is mogelijk door de nieuw- waarde van de bedrijfsactiva te nemen. Door het L.E.I. zijn hieromtrent berekeningen ge maakt volgens gegevens uit 1961 en daaruit blijkt, dat voor een gemengd bedrijf van 12 ha eigendom een bedrag nodig is van in totaal 136.000,als volgt samen gesteld: grond en gebouwen 100.000, levende en dode inventaris 30.000, diversen 6.000, In dit voorbeeld zal het bedrag aan eigen vermogen minstens 34.000,moeten zijn, uitgaande van de regel van 25 De be nodigde lening zal dus ruim 100.000, groot zijn. Hieruit vloeit in het eerste jaar na opneming een financiële verplichting voort van circa 7.800,uitgaande van een loop tijd van 30 jaar en een rente van 4V2 °/o. Aan de hand van de gemiddelde op- brengstcijfers uit de laatste 5 boekjaren kunnen wij nu nagaan of de lening van een ton het draagvermogen van het bedrijf niet te boven gaat. Het gemiddelde inkomen, dat beschikbaar was voor consumptie in investeringen, lag in de Graafschap op een niveau van 13.200,In Overijssel op 11.900, Hierbij is geen rekening gehouden met af schrijvingen op dode inventaris. Deze vor men een bedrag van ca. 600,Wij nemen aan, dat deze afschrijvingen nodig zijn voor vervangingsinvesteringen en dus niet be schikbaar komen voor aflossing op het krediet. Wanneer wij de lasten, die de lening met zich brengt, aftrekken van het beschikbare inkomen, dan is het rest-inkomen in de Graafschap 5.400,en in Overijssel 4.100,Het komt ons voor, dat met dit voorbeeld is aangetoond, dat voor een jonge boer de lasten van bedrijfsoverneming zwaar kunnen drukken, maar dat anderzijds ook blijkt, dat door middel van kredietfinancie ring veel kan worden bereikt. Dit geeft ons grote voldoening, want het betekent in feite, dat het familiebedrijf, ook al vindt er een grote kapitaalsonttrekking plaats, nog toekomst heeft. Het krediet kan in belangrijke mate het familiekapitaal ver vangen en opent daarmede belangrijke pers pectieven voor het bewaren van de conti nuïteit van het agrarische bedrijf, zoals dat wordt uitgeoefend in gezinsverband De lasten van een omvangrijke krediet financiering zijn zwaar, doch niet onover komelijk, mits en dat is een belangrijke voorwaarde de rentabiliteit gunstig blijft. Deze conclusie moet met voorzichtigheid worden gehanteerd, want in de praktijk zullen wij ongetwijfeld ook gevallen tegen komen, waar wel ernstige moeilijkheden op treden. In ons voorbeeld zijn wij uitgegaan van 25 eigen vermogen. Het blijkt uit de hoogte van het rest-inkomen, dat dit wel het uiterste was, waartoe kan worden gegaan. Bedrijven met een hogere risicograad en dan denk ik vooral aan de sterk gespecialiseerde bedrijven, zullen niet met 25 °/o eigen ver mogen kunnen volstaan. Deze bedrijven, die dikwijls de richting van massaproduktie uit- 175

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 17