Financieringsproblemen van jonge boeren
De keuze van dit onderwerp is niet toe
vallig. Voor een kring als deze, een kring
van overwegend geschoolde agrariërs, is
moeilijk een geschikter onderwerp op het
gebied van financiering en kredietverlening
denkbaar.
Bedrijf so verneming
Wanneer wij de financieringsproblemen
van jonge boeren willen onderzoeken, dan
komen wij eigenlijk direct terecht bij de be-
drijfsoverneming. Een bedrijf is gewoonlijk
een lang leven beschoren, gelukkig. Het over
leeft meestal de generaties. In de economie
definieert men een bedrijf dan ook als een
op continuïteit ingestelde organisatie van
produktieve krachten. Voor het woord con
tinuïteit wil ik uw bijzondere aandacht vra
gen, want dat is naar mijn mening het cen
trale punt waar het bij de financieringspro-
blematiek van bedrijfsoverneming om gaat.
Het gaat om de vraag: Hoe kunnen wij de
continuïteit van onze landbouwbedrijven be
waren? In wezen een probleem, dat zo oud
is als de generatiewisseling in de landbouw
zelf.
Merkwaardigerwijze heeft men in het ver
leden veelal een scherp oog gehad voor het
probleem van de continuïteit en de belang
rijke betekenis van de financiering daarbij.
In verschillende landen en gebieden ontwik
kelde zich de traditie, dat de familie aan
degene, die het bedrijf overnam, hulp bood
in die zin, dat het bedrijfsvermogen niet uit
elkaar werd getrokken bij de erfenis, maar
in zijn geheel in stand gehouden en ten ge-
bruike werd afgestaan aan de jonge boer. In
Duitsland ging men nog verder en kwam de
wetgever er aan te pas om het voortbestaan
van het bedrijf te verzekeren. Hier voerde
men het z.g. „Anerberecht" in, waarbij het
de familie praktisch onmogelijk werd ge
maakt het kapitaal uit het bedrijf los te
weken.
In Nederland ontwikkelden zich ook sterke
tradities, die het de boer mogelijk maakten
zonder grote moeilijkheden het bedrijf over
te nemen. Maar de tijden staan niet stil en
tradities kunnen veranderen. Hoewel de be
reidheid van familieleden om de jonge boer
bij de financiering van de overneming van
het bedrijf behulpzaam te zijn, ook vandaag
nog in grote mate aanwezig is, mag men de
ogen niet sluiten voor een ontwikkeling, die
tot een kapitaalsonttrekking zal kunnen lei
den. De plaats van de landbouw in onze
volkshuishouding verandert. Verhoudings
gewijs neemt het aantal mensen, dat in de
landbouw werkzaam is, af. De Commissie
Landbouwkrediet verwacht, dat hierdoor op
den duur het familiekapitaal in de landbouw
zal verminderen. Ook in het discussierapport
van het Landbouwschap wordt deze opvat
ting gehuldigd. Daarnaast zien wij, dat de
investeringen voortdurend groter worden.
De vraag rijst dan ook, hoe de continuïteit in
die omstandigheden kan worden bewaard.
Ik wil hierbij vooropstellen, dat het van
groot belang is, dat het mogelijk blijft de
landbouw als familiebedrijf uit te oefenen.
Krediet zal daarom zoveel mogelijk de plaats
moeten innemen van het familievermogen,
dat aan de financiering onttrokken wordt.
Bovendien zal het moeten kunnen voorzien
in de behoeften, die ontstaan door de toe
nemende investeringen.
Gebruik van maken van krediet
Wij willen thans onderzoeken of het mo
gelijk is met kredietfinanciering de moeilijk
heden bij het overnemen van een bedrijf te
overwinnen, ervan uitgaande, dat van de
zijde van de familie geen hulp is te ver
wachten. In hoeverre is het verantwoord, dat
een jonge boer voor de overneming van een
bedrijf en voor verdere investeringen ge
bruik maakt van krediet? Voor de beant
woording van deze vraag moeten wij ons
Voor de Bond van Oudleerlingen van het Landbouw- en Landbouwhuishoudonderwijs in
Gelderland heeft ir. S. Keyser, directeur van de Centrale Bank, op 26 april 1962 te Arnhem
een uiteenzetting gegeven over de financieringsproblemenwaarmede de jonge boeren veelal
te kampen hebben.
173