gever failliet gegaan is, zal het overschot aan de faillissementscurator afgegeven moeten worden. Laten wij aannemen, dat de bank, afgezien van het door hypotheek gedekte voorschot of krediet, nog een tweede vorde ring op dezelfde debiteur of kredietnemer heeft, die gedekt is b.v. door borgtocht. De bank zal gewoonlijk het verlangen hebben, deze tweede vordering, die niet door hypo theek gedekt is, van het overschot af te hou den. De Hoge Raad heeft in 1930 uitgemaakt, dat de bank dat kan doen. De bank behoeft dus aan de hypotheekgever alleen maar af te geven wat van de opbrengst overblijft, nadat de bank daarop in mindering heeft gebracht haar met hypotheek gedekte vorde ring en bovendien de door borgtocht gedekte vordering. De Hoge Raad maakte uit, dat de bank die bevoegdheid zelfs dan heeft, als de hypotheekgever inmiddels failliet is gegaan. Juist dan is immers een dergelijke mogelijk heid voor de bank van groot belang. Deze beslissing heeft indertijd veel onze kerheid teweeggebracht. De vraag waarmee men natuurlijk direct geconfronteerd werd was, of deze compensatiebevoegdheid van de eerste hypotheekhouder ook kon strekken ten nadele van een eventuele tweede-hypo theekhouder. Laten wij, in het zoëven uitgezette geval, veronderstellen dat het onroerend goed be zwaard is met een eerste hypotheek ten be hoeve van de bank en een tweede hypotheek ten behoeve van een andere instelling. De bank heeft, behalve haar door hypotheek ge dekte vordering, nog een vordering op de hypotheekgever, die niet door hypotheek is gedekt maar b.v. door borgtocht. De bank is voor de noodzaak geplaatst om haar rechten als eerste hypotheekhouder uit te oefenen door uitwinning. Kan de bank nu de opbrengst bij executie aanwenden ter vol doening van haar door hypotheek gedekte vordering en van de met borgtocht gedekte vordering, zodat de tweede-hypotheekhouder alleen maar krijgt datgene wat daarna over is gebleven? Of is het zo, dat de opbrengst aangewend moet worden ter voldoening van de eerste en de tweede hypotheek, en pas daarna ter voldoening van de niet door hy potheek gedekte vordering van de bank? Een recente beslissing van de Hoge Raad heeft ons geleerd, dat de tweede-hypotheek houder geen vrees behoeft te koesteren voor de compensatiebevoegdheid van de eerste- hypotheekhouder. De tweede hypotheek blijft namelijk, indien en voorzover de tweede hypotheekhouder niet voldaan wordt, be staan, ook al is het onroerend goed dat met hypotheek belast is, in eigendom overgegaan op een andere partij. Laten wij in het geval, dat wij zojuist gesteld hebben, aannemen dat de bank tot uitwinning is overgegaan en het onroerende goed verkocht heeft aan een zekere heer X. Indien X de volledige koop prijs aan de bank zou betalen en de bank zou gebruik maken van haar compensatierecht, zodat de tweede-hypotheekhouder niet aan zijn trekken komt, is de tweede hypotheek niet tenietgegaan, doch blijft voortbestaan op het onroerend goed, dat thans eigendom is geworden van X. In feite betekent dit, dat de tweede-hypotheekhouder dit onroerend goed onder X kan uitwinnen. Dit zal voor X een groot nadeel met zich kunnen brengen. Daarom doet X verstandig, om bij de koop van het onroerend goed, de koopprijs alleen dan aan de eerste-hypotheekhouder uit te betalen, wanneer hij de verzekering gekregen heeft dat de eerste-hypotheekhouder niet een tweede, niet door hypotheek gedekte vor dering heeft, die hij voornemens is met het executie-overschot te verrekenen. Indien de eerste-hypotheekhouder hem deze verzeke ring niet kan geven, is het voor hem raad zaam, overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Rechtsvordering een rangregeling te doen openen en zuivering te vragen. De mogelijk heid daartoe bestaat voor hem alleen gedu rende een maand na de toewijzing. In de praktijk zal bij verkoop op last van de eerste-hypotheekhouder de koper de vol ledige koopsom volgens de veilingvoorwaar- den moeten storten bij de notaris die de vei ling houdt. De notaris staat dan voor de taak de koopprijs onder de hypotheekhouders te verdelen. Zie vervolg pag. 148 143

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 25