Financieel overzicht Echec van geslaagde Staatslening Het is kenmerkend voor de veranderingen, die zich gedurende de laatste paar maanden en in het bijzonder sedert de emissie van de 4 Staatslening 1962 op de kapitaalmarkt hebben voltrokken, dat deze gepaard zijn ge gaan met een algemene daling voor de staatsfondsen. De reactie heeft in maart vrij grote afmetingen aangenomen en ook in het begin van april was de obligatiemarkt in het algemeen nog zwak gestemd. De belangrijkste verstorende factor is zoals men weet geweest, de nieuwe Staatslening, die tot een bedrag van 300 miljoen a 99V4 werd uitgegeven. Een maand na de emissie deed de koers daarvan op een stand van 9874 een disagio van 1 zulks on danks het feit, dat voor een zodanig bedrag was ingeschreven, dat slechts 5,79 van het toen blijkbaar begeerde bedrag kon worden toegewezen. De werkelijke animo en vraag zijn der halve, te oordelen naar het aanzienlijk disa gio, lang niet zo groot geweest als het wel licht scheen. Integendeel moest achteraf worden vastgesteld, dat het opnemingsver mogen voor die lening niet voldoende is geweest, om algehele plaatsing bij de echte beleggers en beleggingsf ondsen te verzekeren. Algemene daling De samenhang der prijzen die op elke markt bestaat treedt ook op de beleggings- markt aan de dag en zo kunnen wij vaststel len, dat in de loop van maart koersdalingen variërende van 1 tot 2 punten voor de staats fondsen zijn tot stand gekomen. Precies 2 punten lager noteren aan het einde van de maand de 372 Staatslening 1956 op 94% en de 374% lening 1954 op een koers van 90%. De gestaffelde lening, de 372% Staatslening van 1947, was einde maart 93% of wel 1% lager dan op 28 februari. Ook de leningen met geldmarktkarakter, die dus op korte termijn kunnen worden afge lost, hebben een veer moeten laten. De 3 Nederland 1962/64 zakte b.v. in van 9915/ia tot 99j/i6, nadat men er einde januari nog 10074 voor heeft betaald. Reeds hieruit kan worden afgeleid, dat de reactie niet tot de langlopende leningen beperkt is gebleven. Draineringseffect Inderdaad heeft zich zowel in de sector van de geld- als die van de kapitaalmarkt een aanzienlijke verkrapping voorgedaan. De draineringspolitiek, uitgaande van de Neder- landsche Bank en de Staat, heeft zijn effect niet gemist. De centrale overheid heeft zoals men weet doelbewust een beroep op de kapi taalmarkt gedaan tot het binden van midde len, teneinde inflatoire gevaren af te wenden, terwijl de Nederlandsche Bank, zoals de vorige maal uiteengezet, op grond van de overschrijding van het kredietplafond door individuele banken, van de desbetreffende instellingen een extra dekking heeft geëist. Met deze laatste is in de afgelopen periode naar raming een bedrag van om of nabij 100 miljoen gemoeid geweest, dat dus renteloos bij de Nederlandsche Bank werd gedeponeerd. De storting op 22 maart voor de staats lening heeft verder haar zware eisen aan de kassen van de financiële instellingen gesteld. De Nederlandsche Bank is op verschillende wijzen te hulp gekomen. In de eerste plaats is dat geschied door een tijdelijke verlaging, voor de duur van een maand, van het z.g. kaspercentage, dat sedert 22 januari, toen het met 2 tot 8 was verhoogd, op deze laatste stand was gehandhaafd. Nu werd het weer met 2 tot 6 teruggebracht met de bedoeling, deze verlaging op 22 april, on voorziene omstandigheden voorbehouden, weer ongedaan te maken. Tijdelijke verlich ting van de moeilijke positie van de banken was dus slechts de bedoeling. Open-Marktpolitiek Verder is de Nederlandsche Bank nog bij gesprongen door zich bereid te verklaren, in april en mei vervallend schatkistpapier te kopen tegen een disconto van 2 Van die 136

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 18