beleggingspolitiek, de gevormde waarborg
fondsen en de controle van de Centrale
Bank, heeft tot gevolg gehad, dat vele niet-
agrariërs hun spaargelden bij de raiffeisen-
banken deponeren, waardoor ongeveer 50%
van de spaargelden afkomstig is uit de niet-
agrarische sfeer.
Uiteraard wordt en zal ook nimmer het
hoofddoel van onze organisatie, nl. het ver
strekken van landbouwkrediet, worden ver
waarloosd. Juist daarom is het zo verheugend
dat ook in de kleinere plattelandsgemeenten
het dienstbetoon zich sterk heeft uitgebreid
en nog uitbreidt.
Een goede kantooraccommodatie in een re
presentatief kantoorgebouw is, indien de
grootte van de bank dit toestaat, een eerste
vereiste geworden. Nauw hiermee samen
hangt de noodzaak van de uitbreiding dei-
dagelijkse zittingsuren, hetgeen tevens een di
recteur/kassier met een volledige dagtaak
vereist.
Deze factoren, alsmede een juiste propa-
gandavoering, opgesteld in overleg met de
afdeling Publiciteit van de Centrale Bank,
zullen ongetwijfeld direct of indirect in sterke
mate mede bepalend zijn voor de ontwik
keling der spaargelden.
Uiteraard vereisen de stichting van een
goed geoutilleerd bankgebouw, de aanstel
ling van een kassier met een volledige dag
taak, de kosten aan propaganda verbonden
enz. een bepaalde omvang van de bank, om
dat bij een te geringe omvang de hieraan
verbonden kosten een te zware druk op de
exploitatierekening zouden uitoefenen. In dit
verband willen wij niet nalaten om te wijzen
op de mogelijkheid van fusie tussen kleinere
banken, hetgeen kan leiden tot grotere en
sterkere eenheden, welke deze kosten beter
kunnen dragen.
Wij hopen dat deze beschouwingen be
stuurders en directeuren/kassiers van de aan
gesloten banken aanleiding mogen geven om
na te gaan welke van de aangegeven moge
lijkheden tot vergroting van het spaargeldka
pitaal en de draagkracht van hun bank door
hen kunnen worden gebruikt.
De bijzondere spaarregelingen
Naast de activiteiten op het terrein van de
genoemde spaarvormen en van het schooi
en clubsparen zijn de laatste jaren ook an
dere activiteiten aan de orde gekomen, en
wel die met betrekking tot de spaarregelin
gen, welke direct ol indirect zijn ontstaan
uit hoofde van het bezitsvormingsbeleid van
de regering.
Wij noemen de in 1958 tot stand gekomen
jeugdspaarwet en de bedrijfsspaarregelingen,
waaronder te rekenen de rijksambtenaren-
spaarregeling(en).
De wet „houdende voorzieningen met be
trekking tot premiespaarregelingen en winst-
delingsspaarregelingen voor werknemers" en
het besluit „Premiespaarregelingen en winst
spaarregelingen", welke per 1 januari 1962
van kracht zijn geworden geven aan, aan
welke voorwaarden de regelingen dienen te
voldoen om voor de spaarpremie of de winst
uitkering van de werkgever vrijstelling van
loon- en inkomstenbelasting en van de hef
fingen ingevolge de sociale verzekeringen te
kunnen verkrijgen.
Met betrekking tot deze regelingen en de
te dien aanzien te ontplooien activiteiten
zullen wij ons binnenkort wederom per cir
culaire tot de aangesloten banken wenden.
De voorbereidingen voor de totstandko
ming van een algemene premiespaarregeling
zijn in een vergevorderd stadium. Voors
hands stelt men zich voor om deze regeling
per 1 januari 1964 te doen ingaan.
De mogelijkheid is niet uitgesloten te
achten dat spaarbedragen, welke tot op he
den op normale spaarrekening werden inge
legd, thans zullen worden gebruikt voor be
sparingen in het kader van gepremieerde
bijzondere spaarregelingen.
teneinde het aandeel van onze organisatie
in het totaal van besparingen minstens te
houden op het peil dat thans is bereikt en
zo mogelijk nog te vergroten, is het noodza
kelijk dat ook met betrekking tot deze bij
zondere spaarregelingen door de aangesloten
banken de nodige activiteit wordt ontplooid
en propaganda wordt gevoerd.
132