Gesprek met prof. Minderhoud
Prof. Minderhoud was zo vriendelijk ons, twee leden van de redactie, op een
middag in zijn woning te Wageningen te ontvangen. Op de studeerkamer van
onze voorzitter, met hemzelf achter zijn bureau, en wij er voor, realiseerden we
ons, dat hier de goede omstandigheden waren voor het gesprek, dat wij gaarne
wilden hebben. Enerzijds de rust, die nodig is om vragen te beantwoorden en
anderzijds toch ook iets van een persoonlijke sfeer, die de antwoorden een
eigen kleur geeft.
Daar wij ons bewust waren, dat door de
opname van het interview met prof. Minder
houd ons blad ook een persoonlijk tintje zou
krijgen, ging onze eerste vraag als vanzelf
uit naar de betekenis, die de coöperatie te
genwoordig voor de mensen heeft.
Leeft naar uw mening, professor, de
coöperatieve gedachte nog wel, nu
onze organisatie zo groot en sterk
geworden is?
Kan men nog wel spreken van een
persoonlijke band tussen lid en
coöperatie?
„Kooperationen sind Kinder der Not",
zeiden de Duitsers vroeger al. De oorsprong
van de coöperatie is altijd de nood geweest
en door coöperatie is men de nood gaan be
strijden. Coöperaties zijn in het verleden op
gericht om knoeierijen tegen te gaan en de
trustvorming van de industrie te breken. Als
voorbeeld voor dit laatste wijs ik op de
coöperatieve aardappelmeel-, suiker- en stro
kartonfabrieken.
Iedere goed werkende organisatie, ook de
onze, heeft echter de onaangename strekking,
het gevoel van haar noodzakelijkheid gelei
delijk aan te zien verminderen. Men kan zich
moeilijk meer indenken, hoe het zou zijn
zonder bepaalde coöperaties of met slecht
functionerende coöperatieve verenigingen.
Juist omdat het goed gaat, hebben de leden
dikwijls weinig directe interesse. Met name
het hele landbouwkredietapparaat wordt te
genwoordig als iets vanzelfsprekends aan
vaard. De echt persoonlijke belangstelling
wordt pas weer geprikkeld als het slecht
gaat of wanneer er gevaren voor de organi
satie dreigen.
Bij de landbouwcoöperatie staat het eco
nomische doel erg op de voorgrond; toch is
ook daar het sociale element zeker aanwezig.
Men heeft gezien, dat men door een coöpe
ratie iets kan bereiken, dat anders niet kan.
Voor nieuwe objecten wordt dan ook nog
gaarne gegrepen naar de coöperatieve sa
menwerking. Ik noem bijvoorbeeld de werk
tuigencoöperaties, K.I.-verenigingen, gras
drogerijen, graansilo's enz., die na de oorlog
zijn ontstaan."
Wij dachten in dit verband ook aan het
feit, dat vooral vroeger de persoonlijke in
vloed van individuele bestuursleden en an
dere functionarissen, hetzij lokaal, hetzij
landelijk, van groot belang is geweest voor
de ontwikkeling vati het landbouwkrediet-
wezen.
De redactie heeft het plan opgevat af en toe een interview op te nemen met bekende
personen uit de kring van de Centrale Bank en de aangesloten banken. Dergelijke interviews
passen goed in de opzet van ons blad, dat immers vooral tot taak heeft het contact binnen
de Ruiffeisenorganisatie te verstevigen.
Het verheugt ons, dat de voorzitter van het bestuur van de Centrale Bank, prof. dr. G.
Minderhoud, zich op ons verzoek bereid verklaard heeft om als eerste een gesprek met de
redactie te hebben.
85