Sparend Nederland Bedragen x 1 miljoen Kanttekeningen bij de cijfers In de verzamelbalans per 31 december 1961 zijn de posten Centrale Bank - rekening-cou rant, debet- en creditsaldi in lopende rekening, spaarbank en reserve opgenomen met inbegrip van de bijgeschreven rente over 1961. Bij ver gelijking van de balansen per 31 december 1961 en 31 januari 1962 worden dus de in de maand januari voorgekomen mutaties verkregen. Bij het bezien van de balansen blijkt, dat in januari de stijging van de creditgelden tot een bedrag van 24,5 miljoen bijna geheel nodig was ter financiering van de uitbreiding met 23,0 mil joen van de kredietverlening en beleggingen in eigen kring. De behoefte aan bedrijfsgelden bleek in januari door de belangrijke vermin dering van de creditsaldi in lopende rekening en de toeneming van de debetsaldi in lopende rekening niet onaanzienlijk hoger te zijn dan in de overeenkomstige maand van de voor gaande jaren. De verstrekking van voorschotten bleef ook in de maand januari op een hoog niveau. Door bijboeking van de rente en winsten van 1961 steeg de reserve tot 120,2 miljoen. In de komende maanden zal door bij boeking van winsten over 1961 de reserve een verdere ver sterking ondergaan. Blijkens het overzicht onder het hoofd „Spa rend Nederland" was de stijging van de spaar gelden in januari 10,0 miljoen hoger dan in januari van het voorgaande jaar, waarvan 5,7 miljoen bij de bij Utrecht aangesloten banken. Volgens de voorlopige cijfers over de maand februari zijn de spaargelden bij de bij Utrecht en Eindhoven aangesloten banken toegenomen met respectievelijk 24,3 miljoen en 20,9 miljoen en bij de Rijkspostspaarbank met 34,2 miljoen. 105 Mutaties december voorgaande jaar Mutaties januari Saldo tegoed Tegoed in van het a V bo c c O bo totaal Inlagei Terug- betalin Spaar- versch Inlage Terug betalii Spaar- versch 1/1 31/1 1/1 31/1 1962 Bib. Utrecht 126,1 114,8 11,3 146,6 108,3 38,3 3023,0 3061,3 27,6 27,6 Bib. Eindh. 90,7 77,5 13,2 101,3 73,6 27,7 1797,4 1825,1 16,4 16,5 R.P.S. 73,2 62,2 11,0 94,1 64,3 29,8 2896,0 2925,8 26,5 26,4 Alg. Spaarb. 136,0 134,2 1,8 196,5 153,0 43,5 3219,0 3262,5 29,5 29,5 426,0 388,7 37,3 538,5 399,2 -j- 139,3 10935,4 11074,7 100,0 100,0 1961 Bib. Utrecht 115,2 105,5 9,7 126,7 94,1 32,6 2658,9 2691,5 27,4 27,4 Bib. Eindh. 81,8 65,4 16,4 89,4 62,6 26,8 1551,6 1578,4 16,0 16,1 R.P.S. 81,7 62,4 19,3 87,4 61,1 4- 26.3 2646,4 2672,7 27,3 27,2 Alg. Spaarb. 127,9 122,4 5,5 179,6 136,0 4- 43,6 2841,4 2885,0 29,3 29,3 406,6 355,7 50,9 483,1 353,8 4- 129,3 9698,3 9827,6 100,0 100,0

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 27