doende gebruik van de mogelijk
heden door onze organisatie ge
boden?
„Dit is streeksgewijze verschillend. In tal
van gebieden worden de kredietmogelijk-
heden ongetwijfeld nog onvoldoende benut,
ofschoon ik de zaak niet zo somber zie als de
meerderheid van de Commissie Landbouw
krediet. Terughoudendheid ten aanzien van
het lenen van geld is naar mijn mening niet
altijd een nadeel.
De brochure „Kredietmogelijkheden voor
land- en tuinbouw" is ongetwijfeld een van
de best geslaagde en nuttigste publikaties
van de Centrale Bank.
Hieruit blijkt wel, dat wij naast spaarbank
wel degelijk ook leenbank zijn."
Nu we toch met prof. Minderhoudl over
onze organisatie aan het praten waren, wil
den we begrijpelijk van deze insider ook wel
iets horen over de verhouding van de Cen
trale Bank tot de aangesloten banken en over
het bestuur van de Centrale Bank zelf.
Is er naar uw mening een wijziging
gekomen in de verhouding van de
Centrale Bank tot de aangesloten
banken?
„Een mogelijke wijziging is niet in het oog
lopend. Wel zijn de banken in het algemeen
veel „mondiger" geworden dan vroeger,
maar de problemen, waarvoor zij komen te
staan, zijn ook veel talrijker en ingewikkelder
geworden, zodat inspectie, juridische bij
stand, liquiditeitsbewaking enz. even onmis
baar zijn als vroeger. Ik hecht overigens veel
waarde aan de autonomie van de banken. De
Centrale Bank moet zoveel mogelijk met
overreding werken. De kassiers denken hier
menigmaal verschillend over. De ene keer
heeft de Centrale Bank volgens hen te veel
zeggenschap, maar in andere gevallen willen
ze juist naar meer invloed van de Centrale
Bank."
Zijn er vérstrekkende beslissingen
geweest, die het bestuur van de
Centrale Bank onder uw leiding
heeft moeten nemen?
„Ik kan moeilijk zeggen dat de onder mijn
voorzitterschap genomen bestuursbesluiten
een verre strekking hebben gehad. Daarvoor
is de tijd, dat ik voorzitter ben (sinds 1950)
te kort. Mogelijk is echter, dat de besluiten
tot ruimere kredietverlening tegen onvolko
men zekerheid deze strekking zullen hebben.
Wel hebben we als bestuur verschillende
ingrijpende en belangrijke beslissingen moe
ten nemen. Ik denk bijvoorbeeld aan de
kredietbeperkingsmaatregelen in 1951, die
een uitvloeisel waren van de politieke
„Korea-crisis".
Verser in het geheugen liggen nog de ver
scherpingen van de zogenaamde dispensatie
regelingen, die nodig werden om de door de
overheid in 1956 voorgeschreven kredietbe
perkingen toe te passen.
Belangrijk waren voorts het besluit tot
stichting van een nieuw bankgebouw en de
benoemingen van opvolgers van de directeu
ren jhr. mr. Hooft Graafland, de heer Visser,
mr. Schreuder en de heer Hendriksen. Van
de keuze van de juiste directeur hangt im
mers ontzaglijk veel af."
- Kunt u iets vertellen over de be
stuursfunctie, zoals deze zich inmid
dels heeft ontwikkeld?
„De functie van het bestuur wordt natuur
lijk bij de groei van de organisatie anders.
Baron van Ittersum (voorzitter van het be
stuur van 19151939) kwam in de „goede,
oude tijd" elke dag zelf op de bank en er
wordt verteld, dat hij bijvoorbeeld zelf de
tegeltjes voor een verbouwing kocht.
Dat is nu wel anders en ook in mijn tijd
is er in de werkwijze van het bestuur nog al
wat veranderd. In 1950 werkten we de
wekelijkse agenda's nog af met een in hoofd
zaak mondelinge toelichting dooi' de direc-
88