in de raad van toezicht zitting hebben, of het
college niet kan worden verkleind. Natuurlijk
is het denkbaar, dat onder bepaalde omstan
digheden de aanwezigheid van meer dan drie
bestuursleden noodzakelijk is. Dit kan ge
wenst zijn uit het oogpunt van samenstelling
van de bevolking. Men wil immers graag zo
mogelijk alle bevolkingsgroepen in het be
stuur en in de raad van toezicht vertegen
woordigd hebben. Wij denken daarbij niet
slechts aan de samenstelling van de bevolking
wat betreft de beroepsuitoefening.
Hoe belangrijk en gerechtvaardigd deze
verlangens ook zijn, wij mogen niet blind zijn
voor de bezwaren, die aan uitgebreide col
leges van bestuur en raad van toezicht ver
bonden zijn. Gaarne willen wij er dan op
deze plaats nog eens bij de boerenleenbank-
besturen op aandringen, zo het enigszins kan,
de colleges van bestuur en raad van toezicht
terug te brengen tot drie personen.
Leeftijdsgrens
De Commissie Landbouwkrediet is voorts
van mening dat er naar gestreefd moet wor
den, dat bestuursleden en leden van de raad
van toezicht van raiffeisenbanken/boeren-
leenbanken, die een bepaalde leeftijd bereikt
hebben, zich uit hun functie terugtrekken.
Men moet trachten „jong bloed" in het be
stuur en de raad van toezicht van de boeren
leenbank te krijgen. Nu zijn de jongere
agrariërs meestal sterk bezet; zij stellen hun
tijd niet graag ter beschikking voor de werk
zaamheden, die aan het uitoefenen van een
functie in bestuur of raad van toezicht van
een raiffeisenbank/boerenleenbank verbon
den zijn. Personen van oudere leeftijd kunnen
bij de waarneming van hun werkzaamheden
gebruik maken van hun ervaring, terwijl zij
bovendien veelal over een groter gezag en
aanzien beschikken dan personen van jongere
leeftijd. Dit neemt echter niet weg, dat de
Commissie Landbouwkrediet gemeend heeft,
tegen het verschijnsel van de hoge leeftijd
van bankfunctionarissen te moeten waar
schuwen. Het gevaar bestaat immers, dat een
bepaalde persoon, die zich zeer verdienstelijk
heeft gemaakt voor de bank, in het bestuur
van de bank of in de raad van toezicht zitting
blijft houden, ook al heeft hij inmiddels een
leeftijd bereikt, die hem voor de uitoefening
van deze taak minder geschikt doet zijn. Wij
moeten nu eenmaal het feit aanvaarden, dat
vele personen van hoge leeftijd niet meer in
staat zijn de stormachtige ontwikkeling, die
ook ten plattelande plaats vindt, bij te
houden. Wij menen, dat het mede in het be
lang van zulke functionarissen is, wanneer
zij zich uit hun werk terug trekken, hoeveel
waardering wij veelal ook zullen hebben
voor datgene wat zij in het verleden voor hun
bank tot stand gebracht hebben.
De invoering van een maximum-leeftijds
grens is trouwens voor de bij ons aangesloten
raiffeisenbanken/boerenleenbanken niet iets
nieuws. Volgens art. 20 lid 5 van de statuten
van de raiffeisenbanken/boerenleenbanken
kan bij huishoudelijk reglement van de bank
worden bepaald, dat personen, die een be
paalde leeftijd hebben bereikt, niet tot
bestuurslid of plaatsvervangend bestuurslid
verkiesbaar of herkiesbaar zijn. Voor de raad
van toezicht bestaat een overeenkomstige be
paling. Van de mogelijkheid, die art. 20 lid 5
van de statuten biedt, hebben de meeste van
de bij ons aangesloten banken geheel vrij
willig gebruik gemaakt; zij konden daartoe
immers geenszins worden genoodzaakt. De in
het huishoudelijk reglement ingevoerde leef
tijdsgrens is bij de banken verschillend. Vele
hebben de 65-jarige leeftijd als maximum
leeftijd ingevoerd, andere de 70-jarige
leeftijd.
Hoewel reeds door zeer vele banken de
maximum-leeftijdsgrens voor de bestuurscol
leges ingevoerd is, lijkt het gewenst, dat dit
nog eens door die banken, die zulks tot op
heden nog niet gedaan hebben, in over
weging wordt genomen. De invoering van
een maximum-leeftijdgrens zal de positie van
de bank bij haar optreden naar buiten ver
sterken.
Vele besturen en raden van toezicht zijn
van mening, dat er tegen de invoering van
een leeftijdsgrens geen bezwaar kan worden
69