Bestuur en raad van toezicht Rapport Commissie Landbouwkrediet Onder aanbeveling nr. 16 van het rapport van de Commissie Landbouwkrediet staat onder meer het volgende te lezen: „In verband met de bezwaren, die tegen de organisatie van het coöperatieve landbouw krediet worden aangevoerd en waarin soms- tijds ook oorzaken van terughoudendheid ten aanzien van kredietopneming worden gezien, is het wenselijk dat: a. het aantal personen, dat zitting heeft in het bestuur en in de raad van toezicht van een boerenleenbank wordt beperkt tot drie, behalve indien bijzondere omstan digheden, die samenhangen met de grootte of de aard van het werkgebied van een boerenleenbank, een groter college wense lijk maken; b. voor de verkiesbaarheid en de herkies baarheid in een functie in het bestuur en in de raad van toezicht van een boeren leenbank een maximum-leeftijdsgrens wordt gesteld; c. in de genoemde colleges ook jongeren een kans krijgen en dat in een streek waar veel aan tuinbouw wordt gedaan, ook tuinders in de colleges worden opge nomen." De Commissie Landbouwkrediet heeft ge constateerd, dat in de nabije toekomst een omvangrijke kredietvraag van de kant van de landbouw verwacht kan worden. Het ver richten van investeringen in de landbouw kan als een economische noodzaak worden beschouwd. Vele landbouwers zijn echter terughoudend in het aanvragen van kredieten, ook als deze bestemd zijn voor de financiering van belangrijke uitgaven, die tot moderni sering van hun bedrijven zouden leiden. Men hoort wel eens, dat de landbouwer er tegen opziet zijn kredietaanvrage behandeld te weten door grote colleges van bestuur en raad van toezicht van de raiffeisenbanken/boeren- leenbanken, die uit zijn eigen dorpsgenoten samengesteld zijn. Men zou kunnen zeggen, dat sommige landbouwers een zekere „drem pelvrees" met betrekking tot onze banken hebben. Het is van betekenis, dat deze vrees overwonnen wordt, omdat zij het aanbrengen van bedrijfsverbeteringen zou kunnen be letten. De vorengenoemde suggesties van de Com missie Landbouwkrediet hebben ten doel, de oorzaken van deze drempelvrees weg te nemen. Enkele jaren geleden is door de Centrale Bank een onderzoek ingesteld naar het aan tal banken, waarbij de colleges van bestuur en raad van toezicht uit drie, dan wel uit meer dan drie personen bestonden. Daarbij is gebleken, dat bij een kleine meerderheid van de banken, die in het onderzoek werden betrokken, een bestuur bestond van drie leden. Een meerderheid van de bij ons aan gesloten banken zij het dan slechts een kleine meerderheid heeft het aantal be stuursleden derhalve reeds tot de kleinst mogelijke omvang teruggebracht. Bij het overgrote deel van de resterende banken be stond het bestuur uit vijf personen. Met betrekking tot de omvang van de raad van toezicht lagen de cijfers nog iets gunstiger. Een grote meerderheid van de banken heeft reeds thans een raad van toezicht van niet meer dan drie personen. Natuurlijk kan de Centrale Bank zelf geen maatregelen nemen waardoor het aantal leden van bestuur of raad van toezicht van de aangesloten banken rechtstreeks wordt be- invloed. Dit is dus een kwestie, waaraan de banken zelf de nodige aandacht dienen te besteden. Ieder bestuur en iedere raad van toezicht dient zich af te vragen, indien er meer dan drie leden in het bestuur dan wel De aanbevelingen van de Commissie Landbouwkrediet inzake de samenstelling en de be voegdheid van bestuur en raad van toezicht van raiffeisenbankenlboerenleenbanken. Beperking aantal functionarissen 68

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 30